LANDVERBEUREN (27) DOOR TON VAN REEN
Hoofdstuk 5
Een blinde zou de meisjes Azurri hebben herkend aan hun felle gesnater dat tussen café en kerk echode. Zelfs de door voortdurende kou en rook geplaagde opoe Ramesz keek op. Zonder de kinderen echt te zien.
Want hoewel haar ogen nog scherp waren en alle beelden rond haar opvingen, konden haar hersens de indrukken niet meer op volgorde rangschikken. Met de blik van een dronken zondagsschilder hing ze de kinderen Azurri in de meidoorn. Legde de buizerd in het bed van de jongen. Zag de kraaien helemaal nergens en hield het zieke kind bij zich op schoot. Want van kinderen had ze haar hele leven gehouden, ook al had ze er zelf nooit gehad en zag ze de meisjes Azurri vaak dubbel, ondersteboven of in stukken geknipt. Het viertal Azurri’s zweefde in hun lange jurken over het gras. Een reeks prentjes, maar fel levend en zonder geur van heiligheid. Ze vergaten de rol die hun kleren hun oplegden en sprongen als een koppel jonge honden tegen Céleste op. Ze leken haar de weinige kleren van het lijf te willen trekken. De kinderen gilden, riepen door elkaar heen en probeerden haar duidelijk te maken dat ze verstoppertje wilden spelen. Opgewonden maakten ze met hun armen vleugelslagen, het vliegen van de buizerd zo slecht imiterend dat die van ergernis uit de boom vloog. Even liet hij zich zakken, om in het bed van de jongen te kunnen kijken. De kraaien balden hun vuisten naar de vogel, waarna hij in een lange, sierlijke vlucht omhoogvloog. Hoger en hoger klimmend kon hij over de daken van de huizen heen kijken en zag in de achtertuintjes de groene vakken vol kool en rijpe maïs, bloeiende artisjokken en tabaksplanten. Het stervende loof van de aardappels. Ondergoed aan waslijnen. En kippen die ruziënd de rennen bevolkten. Nu ze de buizerd in de lucht zagen, stoven de hennen geschrokken tegen de afrastering, veren aan het gaas verspelend en een hels lawaai makend dat in het hele dorp te horen was.
Céleste wilde wel met de meisjes spelen. Ze liep terug naar het café en riep haar vader toe dat hij de bar in de gaten moest houden. Met veel tegenzin verliet de kastelein zijn koffiepot, pookte het vuur nog eens extra hoog op om het bij terugkeer niet gedoofd te vinden en nestelde zich achter de bar. Gewoontegetrouw trapte hij in de richting van de hond. Hij mocht het beest niet. Het dier kroop verder weg tussen de kratten drank en hield zich koest. Om uit te maken wie het eerst aan de beurt was met zoeken, deden de meisjes een aftelversje. Het lot trof de kleine heks Josanna. Zeer tot haar ongenoegen, maar ze kon er niets aan veranderen, hoe hard ze ook schreeuwde dat er fouten waren gemaakt in het versje. Terwijl ze hardop tot honderd moest tellen, met haar gezicht tegen de muur, gingen de anderen ervandoor en zochten een schuilplek. Margarita, de nimf, dook tussen de ligusters in de caféhof. Céleste verschool zich achter een van de uitbouwsels van de kerk. De kleine Irma bleef bij haar. Céleste voelde hoe het kleine meisje zich tegen haar aan drukte. Het kind bibberde van spanning, zozeer ging ze op in het spel. Angela aarzelde even. Ze overwoog zich te verbergen ergens in de bouwvallen van Chiles Plaats, vond een plekje achter de pompbak toch veiliger, overwon haar angst en rende de bouwvallige schuur van Chile binnen. Aanvankelijk zag ze weinig in het halfdonker. Langzaam raakten haar ogen gewend aan het karige licht dat door kapotte pannen naar binnen viel. Ze hoorde wat lawaai. Even stokte haar adem. Toen het geluid wegbleef, dacht ze dat het een uil of een boskat was geweest. Plotseling zag ze de man. Elysee. Hij balanceerde op één been. Het andere been had hij als een kraanvogel opgetrokken, de voetzool tot kniehoogte. Ongemakkelijk wel, maar naar het scheen voor Elysee een ideale manier van staan. Angela was geschrokken. Ze was bang voor de man, over wie de wildste verhalen de ronde deden. Ze wilde gillen. Durfde niet. Zou ze de deur kunnen halen? Nee, het was te ver. In het voorbijgaan kon hij haar grijpen en in een hoek sleuren. Iedereen wist dat de waarzegger al vaker wat met jonge meisjes had uitgevreten. Was het alleen maar omdat jonge meiden ook wel eens wat wilden en niemand anders dan Elysee het lef had om het te doen? Waarom had hij haar dan niet gepakt toen ze binnenkwam? Voetje voor voetje schuifelde ze terug, tot achter een stapel hout. Sliep hij? Hij had de handen devoot gevouwen, alsof hij bad. Zijn ogen waren dicht. Op zijn ene been bewoog hij een beetje als een vlaggenstok, soms aarzelend te vallen. Bleef toch recht overeind door zich met zijn armen in evenwicht te houden. Net vleugels in de afhangende jasmouwen, die tot over zijn knieën hingen. Hij stond wat naar de grond gebogen, alsof hij een zak meel op zijn rug droeg. Boerde in zijn slaap, wat ongepast was nu Angela naar hem keek. Het luchtte hem toch duidelijk op.
Ton van Reen: Landverbeuren (27)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van