LANDVERBEUREN (36) DOOR TON VAN REEN
Met één schoen in de hand hinkte de slager terug naar de varkens, die hij bij de pompbak had achtergelaten. Tevreden. Hij had die gek getoond wie er in werkelijkheid kampioen van Solde was. Ingemaakt had hij hem! Als Kaffa ervan geleerd had, zou hij voorlopig zijn gezicht niet meer in het dorp laten zien. Maar de vier oude mannen, die het spel vanuit de caféhof hadden gevolgd, schudden misprijzend hun hoofd. Die ene keer dat de slager gewonnen had, maakte nog geen kampioen van hem. Eén verlies mocht je niet tellen. Die Kaffa was vandaag duidelijk niet in de stemming om zich waar te maken. In een echte wedstrijd zou de slager geen kans hebben gehad. Tegen de precisie van de gek kon niemand op. Als hij op zijn best was, veegde hij met iedereen de vloer aan. Céleste, die altijd gevolgd werd door de ogen van iedereen op het plein, bracht Kaffa een fles bier. Ze nam geen notitie van Jacob Ramesz, die het water uit de mond liep toen hij de fles zag. Die echter niet voor hem bestemd was. Waarnaar hij alleen mocht kijken. Omdat hij geen cent op zak had. En omdat hij niks met die cafémeid aan het handje had, al zou hij zijn leven ervoor willen geven om nog eens op zo'n meid te kunnen liggen. Hij verbeet zich van afgunst en vervloekte zijn lot toen Kaffa de fles aan de mond zette en dronk. Daarbij schoot de adamsappel van de zwerver als een stuiter in zijn keel op en neer. Jacob balde zijn vuisten in zijn zakken en trapte in de richting van opoe Ramesz, zijn seniele wijfje. En ook al raakte hij haar niet, zo'n trap luchtte lekker op.
De kerkklok, die bastaard met zijn geluid van een gescheurde emmer,
sloeg twaalf uur. Middag. Daarna vaag gebeier dat het Angelus moest
verbeelden. Een dankgebed aan de Heer der Vruchtbaarheid voor het
eten dat Hij bij velen in de loop van de dag op tafel zou brengen.
Echter niet bij Jacob Ramesz.
Die bleek ook deze dag weer God niet welgevallig. Jacob had geen
kruimel in huis en piekerde zich het hoofd suf hoe vandaag weer aan
eten te komen voor hem en het mensje in haar stoel. In zijn kelder
waren de muizen allang van honger en ellende omgekomen. Het Angelus
hoefde hem niet aan eten te herinneren, wel was het voor hem het sein
om zich languit op de houten bank onder het gevelraam van zijn huis
neer te vlijen. Zijn hoofd wat achterover tussen de uitdrogende
geraniums die van de vensterbank omlaag hingen, om zo vrij te kunnen
boeren. Dat was hij nog gewend uit de tijd dat hij zich rond het
middaguur zo vol vrat dat hij geen pap meer kon zeggen. Toen er nog
geld in de knip was. Ondanks zijn honger viel hij toch in slaap.
Droomde van vlooien als koeien zo groot. Van tafels vol eten. Van
kannen bier. Er tekende zich een tevreden glimlach rond zijn anders
zo stuurs vertrokken gezicht. In zijn slaap was hij weer helemaal de
oude. Het wilde beest dat zuipend en naaiend door het leven ging. Als
hij sliep, was Jacob nog op zijn best. Dan was hij het lege gevoel in
zijn maag kwijt, ook al stond zijn buik zo hol als een hazenleger.
Opoe Ramesz, die altijd in een toestand tussen werkelijkheid en droom
verkeerde, leek nu definitief voor de droom te kiezen. Haar hoofd
viel scheef. Uit haar mond zakte haar tong nog wat verder naar
buiten.
Een meikever streek besluiteloos op haar kin neer en veegde zijn poten glad.
Dat beest leek helemaal van slag. Wat zocht zo'n diertje nog op opoes kin
tegen eind augustus terwijl het in mei al onder de grond hoorde te zitten om eitjes te
leggen? Plotseling zag de kever het donkere gat van opoes mond. Omdat
het beestje toch óóit zou moeten onderduiken, trok het met gevouwen
vleugels haar mond binnen en verdween dapper achter haar tandvlees.
Opoe werd er niet wakker van. Dat hapje was meegenomen. Als ze sliep,
dan sliep ze vast.
Ton van Reen: Landverbeuren (36)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van