Ton van Reen: Het diepste blauw (103). Een roman als feuilleton
Grootvader Bernhard heeft een flesje in zijn hand en dept azijn op de arm van Thija, die door een bij is gestoken. Thija wordt vaak gestoken.
`Heb je de angel er uitgezogen?’ vraagt grootvader.
Thija laat het kleine zwarte puntje zien op de nagel van haar wijsvinger, maar door zijn kippige ogen ziet grootvader het niet.
`Rotbijen’, zegt Thija. `Waarom steken bijen vooral meisjes?’
`Meisjes hebben zoet bloed’, zegt grootvader. `Jullie zijn van suiker. Vroeger woonde er een meisje in ons dorp dat helemaal door de bijen is opgegeten. Van haar hebben ze alleen de botten teruggevonden.’
`Vorige week vertelde u dat ze door een wolf was opgegeten.’
`Zei ik dat? Dan moet ik me toen hebben vergist. Zie je, ik word oud. Ik haal de dingen door elkaar. Ik denk dat er twee meisjes zijn opgegeten, een door bijen en een door een wolf.’
`Dat van die wolf is waar’, zegt Mels. `Grootvader Rudolf vertelt het ook. In een strenge winter, langgeleden, zijn de wolven uit het bos gekomen en hebben een meisje opgegeten.’
`Ik denk dat Rudolf het verhaaltje over het meisje dat is opgegeten door de wolf zelf in omloop heeft gebracht.’
`Zoals u het praatje over het meisje dat is opgegeten door de bijen zelf hebt bedacht?’
`Zo zal het wel zijn gegaan’, lacht grootvader. `Oude mannen vertellen maar wat. Zo ontstaan verhalen. Sommigen schrijven ze op. En dat leren jullie dan op school als geschiedenis.’
Ton van Reen: Het diepste blauw (103)
wordt vervolgd
• fleursdumal.nl magazine
More in: - Book News, - Het diepste blauw, Archive Q-R, Reen, Ton van