Ton van Reen: Het diepste blauw (087). Een roman als feuilleton
Mels is met zijn vader in het café en mag bier tappen omdat de kastelein meedoet met kaarten.
Hij bedient de paar mannen die op het terras zitten.
Mannen van het soort dat hier eerst verdwaald leek, maar van wie hij nu weet dat het wandelaars zijn die de Wijer nalopen. Van de monding van de beek in de rivier terug naar de bron. Ze dragen hoge laarzen om door de broeklanden en rietvelden te stappen.
Over hun rug kijkt hij mee naar de kaart van het riviertje en het opengeslagen boek op tafel. Hij verbaast zich erover dat de Wijer meer dan honderd kilometer lang is en dat de bron ergens ligt bij een dorp dat Weierwiese heet. En dat het officieel geen beek maar een rivier is. En dat er honderdtachtig soorten vis in zitten, terwijl hij er maar tien kent. En dat hij nog nooit een zoetwaterkreeft met schaarvormige kaken heeft gezien. Geen wonder, want volgens het onderschrift bij het plaatje van het dier is het nog geen halve centimeter groot.
De mannen drinken chocomel. De bierdrinkende kerels die zitten te kaarten, lachen hen uit. Mels is boos, vooral over de opmerkingen van meneer Frans-Joseph. Die scheldt de wandelaars uit voor mietjes en hoerenlopers. Het is extra gênant omdat iedereen weet dat hij zelf een hoerenloper is.
Ton van Reen: Het diepste blauw (087)
wordt vervolgd
• fleursdumal.nl magazine
More in: - Book News, - Het diepste blauw, Archive Q-R, Reen, Ton van