Ton van Reen: Het diepste blauw (084). Een roman als feuilleton
Hij heeft geen idee waar Jacob begraven is. Toen heeft hij er niet naar gevraagd.
Hebben ze met z’n drieën nooit bloemen willen brengen naar zijn graf? Hij weet het niet meer. Er was te veel afstand tussen de zigeuners en de dorpelingen. Ze werden gedoogd, daar hield het mee op. Je ging er niet mee om. Dat wilden ze zelf waarschijnlijk ook niet. Ze bleven onder elkaar.
Hij rijdt door naar huis. Het is bijna twaalf uur.
Met moeite kan hij bij de bel.
Lizet doet open.
`Dat werd tijd. Ik zit op je te wachten.’
`Het is nog geen twaalf uur.’
`Ik wil de boel aan kant hebben. Hoe was het?’
`Geen mens. Jij niet. Niemand.’
Over die hoerenmadam praat hij niet.
Hij rijdt door naar de keuken. De tafel is gedekt. In een hoek staat de kinderwagen. De baby van zijn dochter slaapt. De kat ligt in het mandje onder in de wagen.
Lizet legt een beboterde snee brood op zijn bord en doet er een omelet op.
Hij neemt een hap. Het ei is koud. Hij schuift het bord terug.
`Is het niet goed?’
`Het smaakt niet als het koud is.’
Buiten slaat de torenklok twaalf uur. Hij rolt zijn stoel terug.
`Eet je niet?’
`Nee.’
`Doe ik daar al die moeite voor?’
`Vanochtend gooide je mijn koffie weg. Nu is het ei koud.’
`Je was beter af in dat revalidatiecentrum’, gooit ze eruit.
`Ik ben blij dat je het gezegd hebt.’
`Zo bedoel ik het niet.’
`Je krijgt je zin.’
`Dram niet zo door.’
`Ik geef je gelijk.’
Ze weet dat ze te ver is gegaan. Nu heeft hij haar in de tang, ook al is het maar voor een paar tellen.
Met de lift gaat hij naar boven. Hij kijkt niet naar de schilderijen van de Wijer bij de trap. Hij wil niets zien.
Als hij van buiten komt, ziet hij elke keer hoe klein zijn kamer is. Ze lijkt steeds kleiner te worden. Een cel. Hij wil hier weg.
Hij kijkt niet in de spiegel. Hij wil zijn kwade hoofd niet zien.
Zijn bed is niet opgemaakt. Hij sluit zijn ogen en houdt de handen voor zijn oren, om de woede in hem te bedaren. Hij moet rustig worden. Aanvallen van woede kunnen het tekort aan bloed in zijn hoofd verergeren, zodat hij een aanval van verwardheid kan krijgen. Hij wil het niet. Hij moet overeind blijven. Als hij een aanval krijgt, laat ze hem in zijn vet gaar koken. Dan komt ze niet eens naar zijn kamer om hem te verzorgen.
Ze heeft hem al eens een hele nacht in zijn rolstoel laten zitten, voor straf. Hij was zo duizelig dat hij niet bij machte was om zelf in bed te komen. Toen hij naar het toilet ging, was hij naast de pot gevallen. Pas toen had ze hem geholpen. De vernedering had meer pijn gedaan dan de blauwe plekken.
Toch moet hij eventjes gaan liggen. Plat liggen is het best voor de bloedtoevoer naar zijn hoofd. Hij glijdt vanuit de rolstoel op bed en valt achterover. Het is gelukt. Hij rukt de plaid uit de rolstoel en trekt die over zijn hoofd. Donker verzacht zijn woede.
In huis is het stil. Zijn woorden hebben pijn gedaan, daar is hij zeker van. Hij heeft het niet gewild, maar hij heeft het ook niet kunnen voorkomen.
Hoe moet hij hier weg? Nergens zitten ze te wachten op een man die thuis nog een vrouw en dochter heeft die hem kunnen verzorgen. Maar de grens is bereikt.
Kan hij zijn manuscripten meenemen? Al die mappen? Het zijn stofnesten. Daar hebben ze de pest aan in zo’n verpleeghuis.
Hij zal het dorp missen. En de kleine rivier. De kleuren en de geuren van de Wijer.
Ton van Reen: Het diepste blauw (084)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book News, - Het diepste blauw, Archive Q-R, Reen, Ton van