Ton van Reen: Het diepste blauw (033). Een roman als feuilleton
Over mensen hoef je grootvader Bernhard niets wijs te maken. Hij weet precies hoe ze zijn.
`Vertel nog eens over de Chinezen’, zegt Mels, zijn handen koelend aan zijn bierglas.
`Ik heb die lui nog gezien toen ze geel waren’, zegt grootvader.
`Leden ze aan de gele verf?’
`Nee. Ze waren alleen maar geel omdat in China bijna altijd de zon schijnt. De mensen lopen er rond met hoeden van doorzichtig geel papier. Daardoor lijken ze geel.’
`Hebben alle Chinezen doorzichtige oorschelpen?’
`Ik heb wel gezien dat ze grote oren hebben, soms zo groot dat ze vissen in hun oorschelpen kunnen laten rondzwemmen. De keizer had lakeien in dienst alleen maar vanwege hun oren, omdat het zulke mooie aquariums waren.’
`Opa, u fantaseert.’
`Misschien is dat zo, jongen. Alles wat als waarheid wordt verteld, is uit fantasie ontstaan. Zullen we kaarten?’
Mels is heel tevreden met het antwoord, want dat is precies hoe Tijger en hij erover denken: de waarheid bestaat niet.
Terwijl ze kaarten, verstrijkt de middag.
Mels bestudeert de gezichten van schoppenboer en ruitenvrouw, die maar nooit samen een paar kunnen worden, hoewel ruitenvrouw de knapste vrouw van het spel is en schoppenboer de flinkste man. Ruitenvrouw kijkt hem altijd recht aan met haar betoverende ogen. Het zijn de ogen van Thija.
De zon zakt zo laag dat ze in zijn kaarten kan kijken en de mooie volle lippen van ruitenvrouw nog lichter maakt. Mels mijmert te lang over de mooie ogen van ruitenvrouw en is weer te laat om een slag binnen te halen. Hij loopt steeds achter, omdat ook de vier koningen verhalen in hem oproepen. Hij ziet schoppenkoning aan het hoofd van een leger met hellebaarden bewapende soldaten optrekken naar het slot van ruitenkoning, waar hij ruitenvrouw gaat schaken. En in hartenheer, de man met de zachte droevige ogen die alle vrouwen vertederen, ziet hij zichzelf. Alle vrouwen zijn verliefd op hem. Ook ruitenvrouw, met haar ogen die hem altijd volgen.
`Mels, je bent!’
In zijn haast maakt hij een verkeerde keuze en is in één keer de nutteloos bij elkaar gestoken hartenboer en schoppenkoning kwijt. Hij zit weer met lege handen.
`Je weet toch, in zetjes spaar je alleen de kaarten van één soort’, zegt grootvader. `Alleen harten. Alleen ruiten. Alleen koningen.’
Als het spel uit is, leggen ze de kaarten op een stapeltje op de vensterbank, klaar voor de volgende keer.
Grootvader wil zijn dutje doen. Hij gaat op de divan liggen en vouwt de handen op zijn buik.
`Komen jullie morgen weer?’
`Zeker.’
Grootvader sluit de ogen. Dat is het sein om te vertrekken.
Ze lopen het tuinpad af en staan aan de Wijer.
`Wat grootvader over Chinezen vertelt, is onzin’, zegt Tijger. `Over de dingen die écht zijn gebeurd, vertelt hij nooit wat.’
`Het was allemaal zo gruwelijk dat hij er niet over wíl vertellen’, zegt Mels. `Dat ze hem het dorp uit joegen, dat was schandelijk. Stel je voor, alleen maar omdat hij de vader van je moeder werd. Ze waren niet getrouwd. Dat was tóén schande.’
`De mensen kletsen ook over ons’, zegt Tijger.
`Omdat ik nog steeds met jullie ga?’ vraagt Thija.
`Ze vinden je te oud om met jongens te spelen en te jong om te vrijen. Ze willen dat je met meisjes loopt.’
`Toch niet met Lizet met haar rare rokken!’
`Kemp is gek op Lizet’, zegt Tijger.
`Hoezo?’ vraagt Thija.
`Hij kijkt altijd zo … zo …’
`Zo onnozel’, lacht Thija.
`Ze draagt een kanten band om haar dijbeen’, zegt Mels.
`Hoe weet jij dat?’ Thija is verrast.
`Toen … toen …’ hij hakkelt.
`Heb jij wat met Lizet?’
`Ik val nog liever dood’, zegt Mels uit de grond van zijn hart.
Ton van Reen: Het diepste blauw (033)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book Stories, - Het diepste blauw, Archive Q-R, Reen, Ton van