Het diepste blauw (006). Een roman van Ton van Reen
Hij luistert naar het getrippel van de muizen onder de pannen. Ze rennen over het plafond, dat bestaat uit platen van gips dat gemengd is met stro.
Er wonen niet alleen muizen op zolder, er huist ook de ziel van een Engelse piloot die daar in de oorlog verborgen werd gehouden. Zijn vliegtuig had de silo van de meelfabriek geschampt en was verderop aan de rand van het dorp neergestort. Hij was gewond. Een paar maanden heeft hij onder de pannen geleefd, wachtend op de mannen die hem zouden komen ophalen. Er kwam niemand. Op een ochtend vond Mels’ moeder de piloot, toen ze hem het ontbijt ging brengen, dood op zijn strobed.
John Wilkington heette hij. Mels’ moeder heeft het vaak verteld. Het was een knappe kerel, die steeds over zijn thuis had gesproken. Na de oorlog had ze een brief gestuurd naar het adres dat ze in zijn zakboekje had gevonden. Er was een brief teruggekomen van de weduwe van Wilkington, met een foto. Wilkingtons vrouw, met twee kinderen. Meisjes van zeven en vijf met strikken in het haar. Mary en Maud. Ze zaten in rieten stoelen aan de rand van een vijver. De weduwe had geschreven dat ze de foto eigenlijk voor John had laten maken, met de bedoeling die naar hem op te sturen, maar voor het zover was, hadden ze het bericht van zijn dood ontvangen. Nu was de foto voor de mensen die John in zijn laatste dagen hadden verzorgd.
Moeder had de foto ingelijst en in de kamer op de schouw gezet, tussen de portretten van overleden familieleden. Mels had het altijd vreemd gevonden dat ze wél een portret hadden van Wilkingtons vrouw en kinderen maar geen van de man zelf, hoewel hij toch, omdat hij hier in huis was gestorven, gezien werd als iemand van de familie.
Ton van Reen: Het diepste blauw (006)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book Stories, - Het diepste blauw, Archive Q-R, Reen, Ton van