Het diepste blauw (013). Een roman van Ton van Reen
`Doe je schoenen uit’, zegt Thija’s moeder. `We lopen altijd op kousenvoeten.’
Bedeesd trekken Mels en Tijger hun schoenen uit en zetten ze op de deurmat.
Ze lopen achter haar aan naar de kamer. Thija ligt op de bank. Ze glimlacht, verbaasd, maar ook blij over hun komst.
Ze gaan op lage stoelen zitten aan een kleine ronde tafel. De kamer is opvallend kaal. Aan de wand hangen alleen een Chinese kalender, gedrukt op riet, en zwartwitfoto’s van China die uit een tijdschrift zijn gescheurd. Platen van rijstvelden met mensen die gebukt staan naar het water, hun handen vol jonge planten.
`In net zo’n dorp hebben wij gewoond’, zegt Thija. `Maar ik weet er nog maar weinig van. Ik herinner me alleen de geur van de natte velden. Ook als ik in bed lag, rook alles naar modder. Misschien herinner ik me het alleen maar omdat mijn moeder er zo vaak over vertelt.’
Opvallend zijn de koffers in een hoek, met grote koperen sloten. Ze zijn zo nadrukkelijk aanwezig dat ze lijken te zeggen: we wachten erop dat we weer op reis gaan.
Heeft Thija’s moeder in de drie jaar dat ze hier woont geen tijd gehad om de koffers uit te pakken? Het geeft Mels een bang gevoel; een vader die zich nooit laat zien en een moeder die wacht.
Thija’s moeder brengt thee. Ze pakt theekopjes uit de bovenste koffer, veegt ze schoon met een doek en schenkt in.
De thee is mierzoet, met een smaakje van munt. Mels slikt snel omdat hij de thee niet durft te weigeren. Zijn slokdarm verbrandt. Hij begint te proesten. De thee komt door zijn neus naar buiten.
`Geeft niet’, zegt Thija. Ze geeft hem een doekje om zijn gezicht af te vegen. Ze presenteert chocoladekoekjes uit een supergrote doos waar voor een jaar koekjes in zitten. Zeker ook door haar vader meegebracht.
`Gaan jullie op reis?’ Mels wijst naar de koffers.
`Nee’, zegt Thija. `We blijven. Maar pas als mijn vader hier komt wonen, pakken we uit. Hij wil dat zelf doen.’
`Kunnen jullie dat niet?’
`In China leven de mensen ook met volle koffers. Dat is daar heel gewoon. Ze reizen van het ene werk naar het andere. Ze zijn altijd onderweg.’
Haar moeder is al terug naar de keuken. Ze horen haar zachtjes zingen.
`En jouw kamer?’ vraagt Tijger.
`Ik zou je graag alles laten zien,’ zegt Thija, `maar mijn moeder wil niet dat jongens in een meisjeskamer komen.’
Haar moeder heeft de radio aangezet. Vreemde stemmen klinken uit de keuken.
`Ze luistert altijd naar Radio Formosa’, zegt Thija. `Formosa is het andere China.’
`Ik weet het’, zegt Mels. `Ik heb het gezien op een kaart van grootvader Rudolf. Het is een eiland. Het is nog kleiner dan ons dorp.’
`Welnee’, zegt Thija. `Het is groter dan Frankrijk. En er wonen geen communisten.’
`Het lijkt me erg om altijd met heimwee te moeten leven, zoals je moeder.’
`Zou jij heimwee hebben naar dit dorp?’ vraagt Thija.
Mels kijkt op van haar vraag.
Ton van Reen: Het diepste blauw (013)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Book Stories, - Het diepste blauw, Archive Q-R, Reen, Ton van