In this category:

Or see the index

All categories

  1. AFRICAN AMERICAN LITERATURE
  2. AUDIO, CINEMA, RADIO & TV
  3. DANCE & PERFORMANCE
  4. DICTIONARY OF IDEAS
  5. EXHIBITION – art, art history, photos, paintings, drawings, sculpture, ready-mades, video, performing arts, collages, gallery, etc.
  6. FICTION & NON-FICTION – books, booklovers, lit. history, biography, essays, translations, short stories, columns, literature: celtic, beat, travesty, war, dada & de stijl, drugs, dead poets
  7. FLEURSDUMAL POETRY LIBRARY – classic, modern, experimental & visual & sound poetry, poetry in translation, city poets, poetry archive, pre-raphaelites, editor's choice, etc.
  8. LITERARY NEWS & EVENTS – art & literature news, in memoriam, festivals, city-poets, writers in Residence
  9. MONTAIGNE
  10. MUSEUM OF LOST CONCEPTS – invisible poetry, conceptual writing, spurensicherung
  11. MUSEUM OF NATURAL HISTORY – department of ravens & crows, birds of prey, riding a zebra, spring, summer, autumn, winter
  12. MUSEUM OF PUBLIC PROTEST
  13. MUSIC
  14. NATIVE AMERICAN LIBRARY
  15. PRESS & PUBLISHING
  16. REPRESSION OF WRITERS, JOURNALISTS & ARTISTS
  17. STORY ARCHIVE – olv van de veestraat, reading room, tales for fellow citizens
  18. STREET POETRY
  19. THEATRE
  20. TOMBEAU DE LA JEUNESSE – early death: writers, poets & artists who died young
  21. ULTIMATE LIBRARY – danse macabre, ex libris, grimm & co, fairy tales, art of reading, tales of mystery & imagination, sherlock holmes theatre, erotic poetry, ideal women
  22. WAR & PEACE
  23. WESTERN FICTION & NON-FICTION
  24. ·




  1. Subscribe to new material: RSS

– Landverbeuren

«« Previous page · LANDVERBEUREN (62) DOOR TON VAN REEN · LANDVERBEUREN (61) DOOR TON VAN REEN · LANDVERBEUREN (60) DOOR TON VAN REEN · LANDVERBEUREN (59) DOOR TON VAN REEN · LANDVERBEUREN (58) DOOR TON VAN REEN · LANDVERBEUREN (57) DOOR TON VAN REEN · LANDVERBEUREN (56) DOOR TON VAN REEN · LANDVERBEUREN (55) DOOR TON VAN REEN · LANDVERBEUREN (54) DOOR TON VAN REEN · LANDVERBEUREN (53) DOOR TON VAN REEN · LANDVERBEUREN (52) DOOR TON VAN REEN · LANDVERBEUREN (51) DOOR TON VAN REEN

»» there is more...

LANDVERBEUREN (62) DOOR TON VAN REEN

LANDVERBEUREN130Het volk zou woedend op hem zijn omdat hij hen weer eens te grazen had genomen. Daarna zou men zich net zo weinig goeds van hem herinneren als voorheen. Maar de jongen bleef dood. Van moment op moment werd hij kouder en stijver. Vanuit zijn open kist zag hij niet hoe de gevels van de huizen aan hem voorbij gleden. Niet hoe de buizerd onrustig rond de top van de meidoorn vloog. Hoorde niets van het luide voorbidden van pastoor Joachim Andrade, die met het kruis voor de stoet uit liep. Niets van het bidden van de anderen, tussen wier stemmen die van de kraaien duidelijk te herkennen vielen. Niets van het gerochel van opoe Ramesz toen de stoet haar passeerde, terwijl zij al dat volk tegen de meidoorn omhoog zag lopen, op het kerkdak zag balanceren of ondersteboven aan haar voorbij zag gaan. Nee, niets rook de jongen van de geur van wierook die zo scherp was dat hij zelfs de lucht van het loofvuur verdrong.

Hij bleef stil liggen in zijn kist, stijf en kil. Reageerde niet meer op het snikken van Céleste toen de stoet de kroeg passeerde. De cafémeid liet haar tranen de vrije loop en vluchtte naar het achterhuis. Waar de kastelein bij zijn koffiepot zat en haar meewarig aanstaarde, alsof hij wilde weten of ze wel in staat was om de komende avond de kroeg open te houden. De vier oude mannen, die weer in de caféhof zaten te kaarten, liepen niet mee met de stoet omdat ze niet meer al te best ter been waren. Bovendien waren ze te oud en vooral veel te dronken. Maar ze kenden hun christelijke plichten wel, legden hun kaarten aan de kant en zakten op hun knieën voor de processie. Dat werd verwacht van iedereen die niet meeliep. Zo hoorde men te knielen voor een dode die een goddelijke tik had meegekregen voor de korte tijd dat hij nog boven aarde stond, totdat hij aan de pieren zou worden overgeleverd. Alleen goddelijk vanaf het moment dat hij de geest had gegeven tot aan het tijdstip dat de eerste aardkluiten op zijn kist zouden roffelen. Vol verbazing zagen de oudjes tussen de meelopers in de stoet de slager. Met opgelegde vriendelijkheid had Azurri de timmerman bij de kraag, zo de man dwingend mee te lopen. Blijkbaar had de timmerman geprobeerd onder de plichten van zijn vaderschap uit te komen. De rouwdienst voor zijn jongen liet hem koud. Maar de hand van de slager hield hem dicht bij de kist en ver van de jenever. Van het knielen brachten de vier kaarters niet veel terecht. Ze zaten op handen en voeten op de grond, omdat tafel en stoelen wankel waren en te weinig houvast boden. Toen ze elkaar in deze vreemde houding zagen, barstten ze in lachen uit en riepen `boe boe’ naar de stoet. Allen die meeliepen, zagen met afgrijzen dat de vier oude mannen tegen elkaar blaften en als honden rond de tafel kropen.

Ton van Reen: Landverbeuren (62)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine

More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van


LANDVERBEUREN (61) DOOR TON VAN REEN

LANDVERBEUREN130De kinderen Azurri hadden nog weinig weet van de dood. Zolang je iemand zag, was hij er immers nog. Toch waren ze bedroefd. Zelfs de kleine heks Josanna leek verslagen en was stil. De meisjes begrepen dat ze iets moesten doen. Ze plukten bloemen in de verwilderde tuin van Chiles Plaats en de weilanden. Hoewel de kraaien de boeketten niet mooi vonden, legden ze de bosjes in de kist, zodat de jongen kwam te rusten in de kleur van wilde bloemen en in kruidengeur. Zo lag hij daar, een kleine dode die veel meer achterliet dan men tijdens zijn leven had kunnen vermoeden.

Pastoor Joachim Andrade, dienaar Gods, die het op één dag nog nooit zo druk had gehad in zijn parochie, kwam naar buiten. In superplie, waarover een zwarte stola, ten teken van rouw. Hij droeg een zwart kruis met daarop een zilveren Christus die hing te trillen omdat zijn spijkers in het door worm aangetaste hout geleidelijk aan loslieten. Met het kruis hoog geheven liep de pastoor naar de kist en begon aan de gebeden voor overledenen. Zo’n kind werd een engel voor Gods troon. Rond het lijk verzamelden zich allen die op het plein waren. En de twee bedelwijfjes waren er weer. Heel bescheiden stonden ze wat achteraf. Na het gebed van de priester hesen mannen de kist op hun schouders en droegen hem rond het plein. Een groot deel van de bevolking van Solde liep er in een stoet achteraan. Mensen die ook niet precies wisten waarom ze achter de kist liepen; het enkel deden uit een vaag besef van traditie. Als de jongen nog geleefd had, zou hij gezien hebben dat er veel belangstelling voor hem was. Zelfs mensen met wie hij tijdens zijn leven nooit contact had gehad of die hem nooit gemogen hadden, liepen nu achter zijn kist. Stel je voor dat de jongen plotseling door een wonder weer levend zou worden! Als hij al dat volk om zich heen zou zien, zou hij in woede ontsteken en vanuit zijn kist tegen hen tekeergaan. En hen bestoken met wat hij grijpen kon, al waren het dan maar bloemen in zijn geval.

Ton van Reen: Landverbeuren (61)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine

More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van


LANDVERBEUREN (60) DOOR TON VAN REEN

LANDVERBEUREN130Céleste liet haar hoofd op zijn borst zakken, zodat haar haren als een gordijn over zijn gezicht lagen. Zijn hart hoorde ze niet meer, maar zijn lijf was nog warm. Ze sloot zijn ogen. Zo leek de jongen enkel te slapen. Blind van tranen liep ze terug naar de kroeg. Ontmoette Kaffa, die de kat al had begraven en die zijn plaats onder de meidoorn weer opzocht. Hij zag hoe ze huilde en begreep dat het afgelopen was met de jongen. Wilde naar haar toe gaan om haar te troosten, maar hij voelde een vlammende pijn in zijn lijf. Wankelend liep hij naar de meidoorn en greep zich met beide handen aan de boomstam vast. Hij drukte zijn gezicht tegen de schors en huilde.

De tamme buizerd leek te begrijpen wat er gebeurde. Hij vloog laag over het bed en sloeg zenuwachtig met zijn vleugels. De kraaien, die zagen dat de jongen nu echt dood was, vielen rond het bed neer en hieven een hartverscheurend huilen aan dat door merg en been ging. Toch liepen er geen tranen langs hun gezichten. Op het plein leek alles verstard. Er viel een algemene verslagenheid over de dood van de jongen waar te nemen. Terwijl men hem in leven toch nauwelijks had opgemerkt. Het grootste deel van zijn tijd had de jongen buiten het dorp doorgebracht. En nadat hij ziek was geworden, had men hem ook niet meer gezien, omdat hij al die gruwelijke weken alléén in zijn kamertje had doorgebracht. De meeste mensen hadden hem altijd een rotjongen gevonden, maar nu hij gestorven was, kon iedereen zich toch wel iets aardigs van hem herinneren. Nooit had hij beter geleken en was hij zo dicht bij de mensen van Solde als in de eerste uren na zijn dood. Toch zou hij vlug worden vergeten; hij nam geen plaats meer in. De eerste die weer helder dacht, was de timmerman. Hij voelde niets van rouw. Alle gevoelens om een ander waren hem vreemd. Dat hij zijn kind nooit meer zou zien, deerde hem niet. Hij had altijd last van de jongen gehad. Het was een hele opluchting voor hem dat de knaap nu eindelijk dood was. Bijna triomfantelijk kwam hij naar buiten met de lijkkist die hij op voorhand had gemaakt en zette die naast het bed. Keek naar Kaffa omdat hij nog bang voor hem was, maar zag dat hij van de gek niets te duchten had. Kaffa huilde. Ook de kraaien konden niet wachten tot de warmte, die toch leven betekende, uit het lichaam van de jongen was verdwenen. Ze sloegen sprei en lakens terug, kleedden het ontzielde lichaam uit en wasten het. Ze staken het lijk in een mooi gesteven doodshemd dat aan de randen met goudstiksels was afgezet. Mooi als hij was had de jongen in zijn nieuwe jurk wel iets weg van Angela Azurri. De kist werd vanbinnen met een laken bekleed. Daarna werd het lichaam erin gelegd. De handen gevouwen. Het hoofd wat deemoedig opzij. Nu was de jongen pas echt dood.

Ton van Reen: Landverbeuren (60)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine

More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van


LANDVERBEUREN (59) DOOR TON VAN REEN

LANDVERBEUREN130De woedende kraaien verschoonden het bed. Alwéér schone lakens en dekens. De jongen was er erg aan toe. Handen en borst zaten onder de brandblaren. De vrouwen smeerden de wonden in om de pijn te verzachten. Het leek of hij daar helemaal geen last van had. Pijn bestond voor hem niet meer. Hij was al van een andere wereld. De cafémeid, die verlamd en sprakeloos stond in de korte tijd dat dit alles gebeurde, wist zich uit haar verstarring los te maken. Ze holde naar het bed en knielde bij de jongen neer.

Hij kwam niet meer tot rust. Voor zijn ogen zag hij onophoudelijk de beelden van zijn brandende kat. Zijn kat, die men hem nu ook had afgenomen. Hij dacht aan zijn andere dieren. Wilde weten waar ze waren. Riep hun namen. Niemand begreep er iets van. Alleen Céleste, maar die kon het niet over haar hart verkrijgen hem te vertellen dat de adder was vermoord. Dat eigenlijk alleen de buizerd nog leefde. Ze fluisterde in zijn oren dat zij voor zijn dieren zorgde. Dat ze niets te kort waren gekomen, al de tijd dat hij ziek was. En dat ze hem goed zou blijven verzorgen tot hij weer beter zou zijn. Ze zei ook dat de kat er wel bovenop zou komen, al kon ze de woorden nauwelijks over haar lippen krijgen. Gelukkig zag de jongen niet dat Kaffa het verminkte lijk van de kat van het plein droeg. Het kind geloofde Céleste en leek te kalmeren. Hij weerde de kraaien af, die dichterbij wilden komen en die meenden recht op hem te hebben.

Ze wilden niet dat de cafémeid zo intiem met hem was. Omdat de vrouwen niet wilden weggaan, voer de jongen woedend tegen hen uit. Hij spoog naar hen. Met moeite wisten omstanders de kraaien te overreden. Gedwongen hielden ze zich koest en lieten ze de jongen en de cafémeid met rust. Ze voelden zich in hun waardigheid van doodbidsters aangetast en lieten dat duidelijk merken door met de omstanders te ruziën. Céleste greep de handen van de jongen en drukte die tegen haar borst. De kraaien kregen het te kwaad. Alle handelingen van die meid wekten hun woede op. Weer wilden ze naderbij komen, maar de mannen, die hun bemoeizucht kenden, plaatsten zich tussen hen en het bed in en maanden hen tot rust. Veel meer dan de vrouwen voelden de kerels aan dat er tussen die twee iets bestond wat voor het kind van veel groter belang was dan alle zorgen van de kraaien. De jongen klemde Célestes hand als een bankschroef vast en draaide zijn gezicht naar haar toe. Ze zag dat zijn huid blauw wegtrok. Hij bleef haar aankijken. Zijn blik werd wijder en wijder, of hij door alles heen keek. Zijn adem kwam niet meer terug. Hij was dood.

Ton van Reen: Landverbeuren (59)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine

More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van


LANDVERBEUREN (58) DOOR TON VAN REEN

LANDVERBEUREN130Met ontblote bovenlijven liepen de mannen langs het bed en de kraaien. Hadden een paar opmerkingen over voor de vrouwen in het zwart die ze wel of niet konden uitstaan, meestal niet. Want in hun zwarte kleren zagen de kraaien er nauwelijks vrouwelijk uit. Hun doodse rouwjurken maakten hen eerder afschrikwekkend dan aantrekkelijk, voorzover ze nog over een lichaam beschikten dat een vent aansprak. Ze deden er ook niet veel aan om er goed uit te zien. Getrouwd waren ze toch. Daar konden hun kerels niets meer aan veranderen.

Nu het avond werd, kwamen de mannen zoals gewoonlijk uit het hele dorp in de caféhof bij elkaar. In kleine groepjes stonden ze te praten. Of zaten ze op hun hurken en speelden met hun messen. Spelletjes landverbeuren. Over het dorp trok de weeë geur van de vuren op de velden, waar elke avond in de oogsttijd het droge aardappelloof in brand werd gestoken. De rook was hinderlijk, doch beloofde een gezellig einde van de dag. Vooral als het weer wilde meewerken, veroorzaakte de in hun keel brandende lucht veel dorst en die zette het volk tot drinken aan. Dat had vaak een algemene vrolijkheid tot gevolg. De oogsttijd had toch altijd al een feestelijk karakter. De jongen in zijn bed kreeg het moeilijk door de kwalijke dampen. Hij hoestte veel en spuwde klodders bloed over de beddensprei uit. Tot ergernis van de kraaien, wie het gedoe van de jongen begon te vervelen. Meer en meer hing zijn aanwezigheid hen de strot uit. Het zag ernaar uit dat het kind hen voor de gek hield. Veertien dagen niet eten, almaar bloed spuwen en dan nog niet dood. Dat was te gek. Dat hadden ze nooit eerder meegemaakt. En dan al die vuile was en narigheid! Om het uur schone lakens. Welke vrouw zou daar niet knettergek van worden? Plotseling werd de avondrust verstoord door de boskat, die krijsend uit de werkplaats van de timmerman vloog en brandend over het plein buitelde. Het krijsen van de met zichzelf vechtende kat deed de mensen de haren te berge rijzen. Met de dood in het lijf rolde de kermende bal vuur over het plein, maar de vlammen doofden niet en sloegen steeds weer op uit het kleine lijf. Met een vuile grijns op zijn gezicht zat de timmerman achter het dier aan. Met een lat sloeg hij op de brandende kat in, de hemel prijzend dat hij weer een van die verrekte dieren van de jongen te pakken had gekregen. Het dier was zo dom geweest om zich in de werkplaats te verbergen.

Als de kat haar hersens had gebruikt, had ze kunnen weten dat de timmerman haar daar ooit zou vinden, in de olie zou soppen en in de fik zou steken. Ze was niet meer te redden. De jongen in bed hoorde zijn kat huilen. Hij schoot overeind en gilde. Sloeg wild met zijn armen. Zag in een heldere vlaag zijn getemde boskat, door het dodelijke vuur omarmd. Hij riep het beest. De kat herkende zijn stem en zette koers naar het bed, een brandend spoor achterlatend, en vloog met een vaart op dekens en sprei. Bij het zien van dit eigenlijk ontroerende tafereel vielen de kraaien in onmacht. De jongen kwam onder de lakens uit en drukte de kat tegen zich aan. Met het dier in zijn armen viel hij uit bed. De toegesnelde mannen hadden al hun kracht nodig om de kat uit de armen van de jongen los te trekken en het vuur uit zijn pyjama te slaan. De jongen, die al zoveel had geleden, kende de pijn van het vuur niet meer. Alleen de pijn van verlatenheid en ellende, die hem in het krijsen van zijn boskat zo had getroffen. Hij gilde hard en sloeg met een kracht van zich af die men hem niet meer had toebedacht. Kaffa was van zijn plaats opgevlogen. Hij zag de hopeloze strijd van de kat. De tranen sprongen in zijn ogen. Om de kat uit zijn lijden te verlossen dacht hij niet lang na, greep het dier en sloeg het tegen de meidoorn de hersens in. Toen richtte hij zijn aandacht op de timmerman. De bruut moest maken dat hij wegkwam, want Kaffa leek in staat hem af te maken. De man vluchtte zijn werkplaats in en deed voor de zekerheid de deur achter zich op slot.

Ton van Reen: Landverbeuren (58)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine

More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van


LANDVERBEUREN (57) DOOR TON VAN REEN

LANDVERBEUREN130Zelfs opoe Ramesz leek ervan te schrikken en greep met beide handen naar haar oren. De bakker laadde het overgebleven brood uit de wagen en joeg het paard naar de wei. Voor hem zat de dagtaak erop. Ook de slager sloot de deur van zijn winkel en droeg het vlees uit de toonbank naar de kelder.

Daarna deed hij de stal op slot, waarin hij de biggen had ondergebracht die de volgende dag de varkenshemel in zouden gaan. Hij haalde een fles bier uit de keuken en ging op de stoep voor zijn winkel zitten uitblazen, zijn schort nog voor, zijn kleding onder de bloedvlekken. Alleen opoe Ramesz bracht nog wat leven op het plein door zo nu en dan op haar stoofje te stampen. Ze bracht meer vrolijke geluiden voort dan anders. Ze leek plotseling veel plezier in het leven te hebben. Meer dan de vier kaarters die nu te dronken waren om nog te kunnen spelen en die versuft in hun stoelen hingen en op hun kleren kwijlden. De oude mannen wisten van de wereld geen kwaad meer. Voelden zich nauwelijks nog aanwezig op het plein. En hadden er helemaal geen idee van dat dicht bij hen een kind op sterven lag. De jongen was wakker geworden door het rammelen van de bakkerskar. Hij huilde. De kraaien, die hier en daar een praatje stonden te maken, keerden terug naar het bed. Ze zagen dat hij rochelde en bloed spuwde. De witte sprei zat onder de rode vlekken. Dat wekte de ergernis van de vrouwen op. De jongen bezorgde hun veel hoofdbrekens. Hij hoorde er netjes bij te liggen, al lag hij dan op sterven. Ook het oog wilde wat. En daarom verschoonden ze voor de zoveelste keer zijn lakens. In Solde hoorde men proper te sterven, zelfs zo’n bengel van een jongen.

De boeren kwamen thuis van het land. Ze reden hun karren de schuren in en stapelden de zakken aardappels op. Anderen dreven hun koeien naar de pomp. Traag sjokten de dieren naar de drinkgoot, moe en lusteloos alsof ze het leven ook maar moesten uitdienen. Net of ze er weet van hadden dat ze ooit, in moten verdeeld, in de winkel van slager Azurri zouden eindigen. Zelfs het koele water bleek niet bij machte de duistere voorgevoelens uit hun koppen te verdrijven. Ze hieven hun staart op, plaatsten hun achterpoten uit elkaar en zeikten terwijl ze hun pensen vol zopen. Daarna liepen ze uit zichzelf naar de stallen, waar ze werden gemolken en aan kettingen werden gelegd. Plotseling zag Kaffa dat een van de koeien vreemd met haar kop draaide, door de benen zakte en met het schuim op de bek op de grond viel. Kaffa liet zijn mes vallen, rende naar de koe en knielde erbij neer. De tong hing uit de bek. De ogen draaiden. Ook de slager zag dat de koe het te kwaad had. Wat mankeerde dat beest? Mond-en-klauwzeer? Miltvuur? Azurri zag het met welgevallen. De koe was reddeloos verloren, ook al zou de boer al het mogelijke doen om het dier op te lappen. Een koe die erbij ging liggen, had zich al overgegeven aan de dood. Met een kennersblik schatte de slager dat het beest nog enkele dagen te leven had. Wellicht zou hij het al eerder onder het mes krijgen. Voor een koopje. Als boeren hem vee aanboden dat spoedig dood zou gaan, kon hij best een stuk onder de prijs betalen. Ze konden er toch nergens anders mee heen. Met een ziek dier was niet te leuren. De boer, die blijkbaar nog niet wilde weten dat de koe verloren was, knuppelde het dier genadeloos overeind en sloeg het de stal in. Na hun werk wasten de mannen zich bij de pompbak. Ze waren moe. Het koele water friste hen op. Ze praatten opgewekt. Dagelijkse praat over de oogst, de beesten, de prijs van de melk, en vooral de droogte die het maar niet liet afweten. Ze letten niet op het zieke kind dat hun luidruchtige taal goed kon horen maar niet meer de betekenis ervan begreep. Niemand kon het die boeren kwalijk nemen dat ze weinig interesse voor de jongen toonden. Tenslotte lag hij al weken zo. En wie zei dat hij doodging?

Ton van Reen: Landverbeuren (57)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine

More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van


LANDVERBEUREN (56) DOOR TON VAN REEN

LANDVERBEUREN130Hoofdstuk 9 – Inmiddels verstreek de middag. De zon was over zijn hoogste punt heen. De schaduwen begonnen langer te worden. Was vroeg in de middag het dorpsplein een en al zon, met alleen schaduw recht onder de meidoorn, nu was de schaduw overal.

Voor opoe Ramesz was er in de buurt van haar huis geen plekje meer om in de zon te zitten. Haar gezicht stond dan ook erg ontevreden en ze zat te rillen van de kou. Jacob Ramesz, die het spelletje landverbeuren had verloren, maar dat goed kon verwerken omdat hij nooit op een overwinning had gerekend, liep naar zijn deurgat terug. Naar dat mens dat hem al jaren op zijn zenuwen werkte. Die klit aan zijn lijf. Dat zo iemand maar bleef leven. Vroeger, godverdomme, toen was het anders. Toen hoefde hij maar met zijn vingers te knippen om haar van de ene naar de andere hoek van zijn kot te laten kruipen. Dat mens hing daar maar in haar stoel. Levenloos, maar vast van plan het nog jaren vol te houden. Wat een ellende! Drie keer al had ze op het kantje gelegen. Drie keer had ze de genade der stervenden ontvangen, maar telkens had ze het overleefd. En alle keren was ze met veel zorg door kerk en buurt omgeven geweest. Terwijl ze zich anders nooit iets van haar aantrokken, hadden de kraaien haar toen hartstikke verwend. Moest je toch eens horen hoe ze met haar poten op het stoofje zat te roffelen om hem te dwingen het ding bij te vullen. Gottegot, dat moest dan maar weer. Jacob deed zijn plicht. Als hij haar liet verrekken, zou het volk van Solde hem pas echt uitspuwen. Daar paste hij voor. Hij liet zich het dorp niet uit jagen. Hij dook in het achterhuis om de laatste kolen bij elkaar te schrapen. Er was nog brandstof voor een paar dagen. Dan zou ze het zonder moeten doen.

Hij was benieuwd hoe ze daarop zou reageren. Zou ze gaan schreeuwen? Hysterisch worden? Zo zat opoe Ramesz even later weer boven haar rokende stoofje te glimlachen. De walm trok onder haar rokken en kroop tussen kraag en mouwen naar buiten. Ze was er zo aan gewend geraakt dat ze er niet eens meer van hoefde te hoesten. Ze hoorde de timmerman maar zag hem niet, omdat haar hersens de beelden die haar ogen opvingen door de molen haalden. De omgeving voor haar veranderend in steeds andere, maar steeds verkeerd in elkaar gezette legpuzzels. Waarin zelfs zij, opoe Ramesz zelf, met haar eigen stoofje, dan weer hier, dan weer daar zat. In de meidoorn of op de tafel van de kaarters. Tegen de gevel van de kerk of onder het bed van de jongen. Soms broederlijk naast de tamme buizerd of tot aan haar strot in de spoelbak. Nooit voor haar deur. Ze zat er met haar rug naartoe, zodat haar eigen huis en haar eigen vent nooit in het verwarde legpatroon van haar waarnemingen voorkwamen. Haar warme stoofje maakte haar weer zo opgewekt dat ze naar iedereen leek te lachen.

Ondertussen had de timmerman, zo goed en zo kwaad als hij kon, het gat in het dak van de kerk gedicht. Hij ging naar binnen om de pastoor aan te spreken over het resterende deel van zijn loon, maar Joachim Andrade gaf niet thuis. In extase lag hij op de trappen voor het altaar te bidden. Iedereen in Solde wist dat je hem in deze houding niet mocht storen, omdat zijn hemelse verrukking dan binnen één tel kon omslaan in aardse gramschap. Wel vreemd dat men hem altijd aantrof in gebed als men iets van hem nodig had. Als het op geld aankwam, had die pastoor altijd wel wat om een mens aan het lijntje te houden. De timmerman vloekte, maar begreep dat er op dit moment geen cent voor hem in het vat zat. Hij zwoer nooit meer een hand voor die verdomde zwartrok uit te steken. Teleurgesteld verzamelde hij zijn gereedschap, nam zijn ladder op de nek en sjouwde terug naar de werkplaats. Hij zette de ladder binnen en plofte als een zak in een hoop houtkrullen. Hij snakte naar drank, maar hij was zo moe als een hond en bleef van louter ellende liggen. Nu het tegen de avond liep, leek het of alle geluiden wat dichter in elkaar schoven. Het geratel van de bakkerskar die het plein op reed, klonk dan ook des te harder op. Het knarsen van de wielen over het grind drong scherp in alle hoeken door.

Ton van Reen: Landverbeuren (56)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine

More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van


LANDVERBEUREN (55) DOOR TON VAN REEN

LANDVERBEUREN130Toen Elysee bij zijn positieven kwam, kon hij geen stukje van de lucht zien. Alleen benen, over hem gebogen lijven, koppen met grote, op sensatie beluste ogen. Uit zijn mond liep een straaltje bloed. Zijn tanden waren door zijn lip geslagen.

De waarzegger wilde weg van het plein. Terug naar de eenzaamheid van zijn kamertje in Chiles Plaats. Maar hij kon nauwelijks overeind komen. De slager wilde hem wel behulpzaam zijn, pakte hem op bij kop en kont en legde hem dwars over de ezel, zodat het hoofd van de man langs de kop van het dier schommelde. Geen vreemde houding voor Elysee. Als hij dronken was, zag men hem vaker in deze toestand rondrijden. Toen de slager het beest een harde klap op de schoft gaf, ging het ervandoor. Stoof het plein af en verdween tussen de bouwvallen van Chiles Plaats. Iedereen haalde opgelucht adem toen de ezel uit het zicht was. De spanning was voorbij. Het volk droop af. Alleen de kraaien bleven achter, zich verzamelend rond het bed van de jongen. De sensatie van het gevecht leek hen te hebben opgemonterd. Opgewekt wijdden ze zich weer aan hun taak. Ze praatten bijna vrolijk en liepen de hele litanie van alle heiligen nog eens af, onderwijl het lichaam van de jongen nog eens bedekkend met de relikwieën die ze in de loop van de ochtend al hadden gebruikt. Even zag het ernaar uit dat de jongen erbovenop zou komen. Het leek of hij rustig lag te slapen. De rust keerde terug op het plein. Werd alleen verstoord door het gehamer van de timmerman op het kerkdak. De man vervloekte de pastoor die hem dit onzalige karwei had aangesmeerd. Hoe langer het werk duurde, hoe meer hij de pest in kreeg. Al zijn woede in zijn arbeid leggend, hamerde de timmerman er driftig op los en loerde soms naar Kaffa en Jacob Ramesz, die doelloos op het plein stonden. Kaffa was sprakeloos. Langs de stam van de meidoorn zakte hij op zijn hurken. Over de twee landen starend die nog met elkaar in strijd waren, dacht hij na over het gebeurde. Hij had niet willen vechten. Het was de schuld van de waarzegger zelf dat hij gewond was geraakt. Toch voelde Kaffa zich alsof hij een fout had gemaakt. Per slot van rekening waren hij en Elysee twee gelijken. Twee mannen die niet meetelden in dit dorp. Zeker onder de ogen van de mensen hadden ze niet met elkaar mogen vechten. Maar zo was Elysee. Hij joeg altijd iedereen tegen zich in het harnas.
Jacob Ramesz stond beteuterd naast Kaffa en peuterde in zijn neus. Hij wist niet wat hij in deze situatie moest doen. Hoopvol keek hij naar de buizerd. Die kon hem ook niet helpen en hij had het bovendien te druk met zijn eigen verdriet. Jacob vroeg zich af of ze het spelletje landverbeuren nog zouden uitspelen.

Tenslotte had Kaffa zelf om revanche gevraagd. Maar hij leek helemaal uit het lood geslagen. Moest je nou eens zien hoe vreemd hij daar in het zand zat te staren. Langzaam leek Kaffa bij te komen uit zijn verdoving. Hij keek om zich heen, zag zijn mes in het gras liggen. Hij raapte het op en reinigde het met plukjes gras. Veegde daarna de streep uit die door de waarzegger was getrokken, zo de situatie herscheppend zoals die was voordat Elysee was komen opdagen. Kaffa begreep dat Jacob daar nog stond omdat hij verder wilde spelen. Om van hem af te zijn greep hij het mes, mikte secuur en wist in één worp zoveel van het land van Jacob te winnen dat er voor diens koning geen plaats meer was.

Ton van Reen: Landverbeuren (55)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine

More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van


LANDVERBEUREN (54) DOOR TON VAN REEN

LANDVERBEUREN130Het liefst had hij Elysee direct tegen de grond geslagen, maar de hele gebeurtenis van de afgelopen ochtend ging weer aan zijn ogen voorbij. Hoe Elysee met Angela aan de pompbak stond. En het flitsen van het mes. Wat zocht die vent in godsnaam nog in dit dorp? De waarzegger rukte het mes uit Kaffa’s hand, knipte het open en hield het dreigend voor zich uit. Daar had Kaffa niet op gerekend.

Dol van haat deed Elysee een uitval om hem aan het mes te rijgen. Kaffa kon de stoot ontwijken en sloeg hem zo hard op de arm dat Elysee met een schreeuw van pijn het mes liet vallen. De spanning was te snijden. Een gevecht tussen de twee landlopers was een regelrechte sensatie. Was er anders nooit iets te doen op het dorpsplein, vandaag kon de koek niet op, al was het haast zeker dat iemand die met Kaffa wilde vechten, zijn eigen vonnis tekende. Elysee leek op wraak belust. Zijn kop ziedde. Razend sloeg hij op zijn tegenstander in, maar hij zag alles door een rood waas, zodat zijn vuisten door de lucht maaiden en geen doel troffen. Er kwamen steeds meer mensen op het plein, alsof heel Solde rook dat er een knokpartij aan de gang was. Daar wilde men niets van missen. Op het dak van de kerk zat de timmerman te schreeuwen, alsof hij loge zat in het theater. Natuurlijk zou hij niets liever zien dan dat Kaffa verloor. Ieder ander die partij koos, zou zich achter Kaffa scharen. Niet dat ze hem graag mochten, maar enkel om uit twee kwaden de minst erge te kiezen.

Hielden de dorpsbewoners normaal gesproken zo veel mogelijk afstand van beide zwervers, nu kwamen ze opdringen. Publiek bij een wedstrijd. Steeds dichter sloot de cirkel om de twee kemphanen, die pal tegenover elkaar stonden, bewegingloos haast, ieder bedacht op de minste beweging van de ander. Zelfs de kraaien rond het bed vergaten de jongen en zijn reis naar de eeuwigheid en drongen zich tussen de mensen naar voren. Kaffa hoorde de kinderen joelen. De krekelstem van Angela, die boven alles uitkwam om hem aan te moedigen. Ook de stem van de timmerman, die vanaf het kerkdak Elysee aanvuurde. Maar Kaffa wilde niet vechten. Toen de waarzegger plotseling weer dol voor zich uit begon te slaan, hield hij de man van zijn lijf en weerde de slagen af. Niemand gaf de waarzegger een schijn van kans tegen Kaffa. Onverwacht wist Elysee het mes van de grond te grissen. Direct viel hij naar Kaffa uit, het in het zonlicht flikkerende mes als een verlengstuk van zijn rechterarm voor zich uit gestoken. Door een stap opzij te doen wist Kaffa het mes te ontwijken. Elysee verloor zijn evenwicht en sloeg tegen de grond. Om van hem af te zijn raapte Kaffa hem op en gaf hem met zijn vuist zo’n dreun op de kin dat Elysee achteruit vloog en volkomen groggy in elkaar zakte. Buiten het kreunen van de man was er geen enkel geluid te horen. De waarzegger rolde op zijn rug. Het publiek dromde om hem samen.

Ton van Reen: Landverbeuren (54)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine

More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van


LANDVERBEUREN (53) DOOR TON VAN REEN

LANDVERBEUREN130Ondertussen had het lieveheersbeestje dan toch maar gewonnen. Daarom besloot Angela het diertje te bevrijden uit zijn zilveren boeien. Met de scherpe punt van het mes wikkelde zij het kevertje uit de dunne zijden draad, zette het op de rug van haar hand en blies het in de richting van de hemel. Waar het krachtens zijn naam ook thuishoorde. Even spreidde het zijn vleugels uit. Viel toen als een steen naar beneden. Dood.

Blijkbaar was de vreugde over de bevrijding te groot geweest. Een pyrrusoverwinning. Angela knielde bij het lijkje neer. Met het mes groef ze een holletje in het zand, legde daar het ontzielde lichaampje in en veegde het kuiltje dicht. Ze was bang dat de mieren het beestje zouden vinden en het lijkje niet met rust zouden laten. De hele ceremonie had indruk gemaakt op de kinderen, ook al was het leven van een lieveheersbeestje te fragiel om werkelijk bedroefd over te zijn. Kaffa wilde revanche. Jacob had wel zin in nog een spelletje. Hij nam het mes en tekende twee nieuwe landen. Het spel kon opnieuw beginnen.

Als verliezer was Kaffa het eerst aan de beurt. Net wilde hij het mes in het land van Jacob mikken, toen plotseling vanachter de schuur van Chiles Plaats de ezel, die naar het leek dansen kon, het plein kwam oplopen. Op zijn rug de waarzegger. Elysee had één been stijf verpakt in zwachtels, repen jute van een aardappelzak. Terwijl Jacob twee lucifers in de landen legde, trokken de kinderen Azurri zich uit angst terug tot de onmiddellijke omgeving van hun huis. De kraaien stelden zich op rond het bed. De timmerman, die op het kerkdak bezig was met het vernieuwen van rotte spanten, liet van verbazing zijn hamer door het gat in het dak naar beneden vallen. Het op de vloer vallende gereedschap maakte in de holle kerk een kletterend geluid, als van een valse klok. De pastoor schrok ervan. Bijna had hij de timmerman omlaag gevloekt, als hij er niet op het laatste moment aan had gedacht dat wanneer hij echt ruzie kreeg met de man, hijzelf het dak op zou moeten. Elysee bond zijn dier aan een van de struiken in de caféhof. Hij groette de vier kaarters. Die wilden niets van hem weten en keken langs hem heen. Ze waren wel verbaasd over zoveel lef.

Die waarzegger deed net of er de afgelopen ochtend totaal niets op het plein was gebeurd. Hij liep naar het bed van de jongen. De kraaien schrokken van zoveel bluf en kropen bij elkaar. Mistroostig nam de waarzegger de hand van de jongen op. Hij zag dat hier geen toekomst meer te voorspellen was. Bruusk liet hij de hand op de beddensprei vallen en draaide de jongen de rug toe. Lachend, alsof hij haar iets over de toekomst wilde zeggen, greep hij een kraai bij de arm. De vrouw trok zich schreeuwend los en keek naar haar arm alsof ze zich had gebrand. Even leek Elysee van zijn stuk gebracht. Hij herstelde zich echter vlug en liep naar Kaffa en Jacob. Hij zag hoe de oude Ramesz zijn mes in het land van Kaffa gooide, maar al bij de volgende worp van Kaffa weer een groot deel van zijn land verloor. Jacob, die nauwelijks iets wist terug te winnen, zou al vlug verloren hebben als op dit moment de waarzegger het spel geen andere wending had gegeven door het mes uit Jacobs hand te rukken en het goed gericht en uitdagend ver in het land van Kaffa te gooien. Met een triomfantelijk gebaar sneed hij een groot deel van diens gebied af en gooide het mes opnieuw. Terwijl hij inwendig kookte stond Kaffa op, greep het mes en knipte het dicht. Zeer tot ongenoegen van Elysee, die woedend brulde dat hij wilde spelen en om zich heen begon te slaan. Met zijn rauwe schreeuwen hield hij het hele plein in zijn ban. Geen mens bewoog meer. In afwachting van wat er ging gebeuren, bleef iedereen naar de waarzegger kijken. Kaffa voelde zijn hart hoog in de keel kloppen. Hij kon zich slechts met moeite beheersen.

Ton van Reen: Landverbeuren (53)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine

More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van


LANDVERBEUREN (52) DOOR TON VAN REEN

LANDVERBEUREN130Langzaam, als een gans, waggelde Jacob in de richting van Kaffa. Vurig hopend een spelletje mee te mogen doen. Op zijn minst te mogen kijken hoe die gek met het mes werkte. In elk geval niet teruggejaagd te worden. Hij passeerde de kraaien, die moe rond het bed van de jongen hingen. Het kind leek te slapen. Rond zijn mond een lach, of hij zich volkomen tevreden voelde tussen de witte lakens.

Een geluk voor de jongen dat hij nog geen weet had van de dingen die er met hem gingen gebeuren. Zo’n kind had nog geen angst voor de dood. Kaffa zag Jacob op zich afkomen. Hij mikte secuur en gooide het mes in het land van het lieveheersbeestje. In één slag won zijn linkerhand een groot stuk van de rechterhand. Al zijn lef bij elkaar rapend hurkte Jacob bij de landen neer, greep het mes en wierp het krachtig in het land van de libel, waarin het rechtop bleef staan en natrilde. Met de punt van het mes sneed hij een groot stuk van het gebied van de uitgedroogde koning af, ten voordele van het lieveheersbeestje. De koning bleef echter onbedreigd op zijn rug liggen, zijn achttal poten ingekeerd maar krampachtig over zijn borst gevouwen, want het gebied dat Jacob bij zijn volgende worp veroverde, was te klein om van een echte overwinning te spreken. Op zijn beurt won Kaffa een flink stuk terug en voegde dat bij zijn eigen land. Kaffa had weinig moeilijkheden met het spel. Daarom liet hij Jacob maar begaan. In de volgende ronden wist hij zoveel van Jacob te winnen dat diens koning zich nog maar nauwelijks kon handhaven. Voor het lieveheersbeestje zag het er allerberoerdst uit. Het leek te gaan verliezen, hoewel het in de heilzame stralen van de zon lag. En zelfs nog leefde, in tegenstelling tot de libel, die allang dood was.

Plotseling kreeg het lieveheersbeestje hulp van een horde ruiters die, komende vanachter de hak van Kaffa’s voet, het land van de libel binnenviel. Het spel lag stil. Vol spanning wachtte men op wat er ging gebeuren. De kinderen Azurri leefden ademloos met het gebeuren mee. Een gevleugelde mierenkoningin richtte haar wapens op de dode koning. De rest van het leger sloot de koning in en liep hem onder de voet. Met hun poten trapten de paarden het lijk van de libel in de richting van het niemandsland. Even later verdween het leger triomfantelijk met de buit achter de hak van Kaffa’s rechterschoen. Kaffa’s land was stuurloos. Het was of dit Jacob nieuwe kracht gaf. Bij zijn volgende worp wist hij een groot deel van het verspeelde land terug te winnen. Langzaam maar zeker raakte Kaffa het grootste deel van zijn grondgebied kwijt. Verbaasd over het plotselinge herstel van zijn tegenstander raakte Kaffa in de war. Hij aarzelde een moment. Zijn mes viel plat. Jacob sloeg onmiddellijk toe. Op zijn beurt won hij zoveel land van Kaffa dat er geen plaats meer voor diens koning bleef, zo die er nog geweest was. Kaffa had verloren. Door eigen schuld. Een kampioen hoorde zich niet te laten intimideren. Hij had te makkelijk over het spel gedacht nadat het zeker leek dat hij zou winnen.

Ton van Reen: Landverbeuren (52)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine

More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van


LANDVERBEUREN (51) DOOR TON VAN REEN

LANDVERBEUREN130

Geschrokken veerde het doodzieke kind op en antwoordde met een kreet die het schreeuwen van de Azurri’s overstemde en alle andere geluiden uitveegde. Alleen de galmende kreet van de jongen vulde het plein, kaatste op en neer tussen de gevels, ebde langzaam weg in de straatjes en liet een vreemde stilte achter, die zo huiveringwekkend was dat Kaffa een koude rilling over zijn rug voelde lopen.

Hij zag dat de meisjes Azurri hun ogen ver openhielden en angstig naar de stilte luisterden, die al snel werd verbroken door het gemummel van opoe Ramesz, waarmee de alledaagsheid op het plein terugkeerde. De timmerman, die ongevoelig bleef voor wat er gebeurde, haalde een ladder onder de houtkrullen in zijn werkplaats tevoorschijn. Met veel tegenzin liep hij, onder het gewicht van de ladder door de knieën knikkend, naar de kerk. Schoof de ladder tegen de muur en klom omhoog, oog in oog komend met de heiligen in de gebrandschilderde ramen. Tot op het dak. Leek hij voortdurend om te vallen wanneer hij op de begane grond liep, nu viel alle onhandigheid van hem af. Hij liep als een kat door de goot, klom behendig tegen de pannen op, tot op de nok van het dak. Daar nam hij plaats in ruiterzit en bekeek vanaf zijn hoge positie het plein. De meisjes Azurri stonden in een kring rond Kaffa, wachtend op het flitsen van het mes. Vlak voor zijn ogen zag Kaffa hun beweeglijke lijven. Bruin van de zon. Nog glinsterend van het water. Hun natte broekjes plakten tegen hun billen. Hij rook de zoete geur van hun huid, hun natte haren. Hij zou hun zachte vel willen strelen. Hij werd helemaal warm van de gedachte. Zijn hand leek te rillen. Hij moest het mes vaster tussen zijn vingers klemmen om het niet weg te laten schieten. Jacob Ramesz dook op uit het donkere gat van zijn kot, een kop koffie voor zijn vrouw in de hand. Het enige wat hij haar te bieden had, ook al zou het haveloze mensje een uitgebreide maaltijd kunnen gebruiken. Zonder morsen dronk ze de gloeiend hete drank in één teug op. Vanbinnen moest ze van ijzer zijn. De koffie bleek haar goed te bekomen. Haar wezenloze ogen straalden en ze stootte tevreden kirgeluidjes uit, als een kip die klaarkwam bij het leggen van een ei. Jacob Ramesz zag dat de meisjes Azurri beurtelings naar het dak van de kerk en naar Kaffa keken. Tot zijn verbazing zag hij de timmerman op de nok zitten, als een ruiter te paard. Waar haalde de man de moed vandaan? De timmerman merkte dat de vlooientemmer naar hem keek en stak zijn vuisten naar hem uit. Jacob Ramesz werd daar koud noch warm van, want zijn hele aandacht werd opgeëist door Kaffa, die met een spelletje landverbeuren wilde beginnen. Tussen de benen van de meisjes door zag hij de in het zand getekende landen. Jacobs handen jeukten bij de gedachte aan het spel. Hij kwam dichterbij. Die gek leek nu wat toegeeflijker. Tenminste, hij hield hem niet meer met zijn ogen op afstand. Kwam het door de nederlaag die hij tegen Azurri had geleden? Wat was er toch met Kaffa aan de hand? Hij deed heel anders dan gewoonlijk. Heel onzeker. Dat kon nooit alleen het gevolg zijn van dat ene verlies. Het moest wat in hemzelf zijn. Iets wat zijn kop op hol bracht.

Ton van Reen: Landverbeuren (51)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine

More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van


Older Entries »« Newer Entries

Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature