CARINA VAN DER WALT: EROTIEK IN DE POËZIE VAN EMMA CREBOLDER
Emma Crebolder’s bundel Verzoenen (2014) heeft een ‘ lekker stoute’ ondertoon net als haar bundels Vallen (2010) en Vergeten (2010). Deze drie titels stralen samen een ouderdomsproblematiek uit. Zo ’n thema is echter een te voor de hand liggende gemene deler. Er zit veel meer in deze bundels, want er heerst namelijk een erotische geladenheid die je als lezer niet vanzelfsprekend verwacht. Crebolder vrijt talig bij voorkeur in de zee en met grote ogen gericht op andere levende wezens zoals een aardworm, eekhoorns, naaktslakken en chimpansees.
De verandering van naam zodra een vrouw in het huwelijk treedt is iets waar ook zij zich mee moest verzoenen als vrouw van haar tijd. Een naamsverandering is een talige en soms dramatische ingreep in het privé leven waar mannen zich weinig bij kunnen voorstellen. Crebolder verzoent zich hier heel verleidelijk mee. Ze schrijft op p.27 in Verzoenen:
Door aanhuwen werd ik verdoopt
zoals mijn moeder en haar moeder
andermans naam gingen dragen.
Ik leef met de naam, lig erop, hang
hem over mijn schouders, verleid
hem zich thuis te voelen.
Ook in Vergeten (eerste bundel in deze serie, p.13) schreef ze al:
… Wat we verloren raakten is
geen naam, het zijn bijeengedreven veren.
Er hoort een woord omheen dat zit als
een condoom, strak denk ik. Ruim voorin.
Hoe erotisch, hoe seksueel kan een naam zijn – verzoening met haar eigen naam maar ook het terugvinden van vergeten namen. Verleiding is een merkteken van Crebolder. Waar wil je een betere “pick up line” vinden dan in de volgende regel uit Vergeten (p.45)?:
Wat moet ik je geven om je aan
mij uit te lenen?
In het slot van hetzelfde gedicht zijn de chimpansees een metafoor voor haar en haar gerenommeerde metgezel als ze zich herinnert:
Later zou het vlooien beginnen
en het tuiten van de lippen.
Eerder in Vergeten beschrijft Crebolder de naaktslakken als obscene kronkeltuigen die haar Oost-Indische kers vreten. Even aards gaat het eraan toe in de jongste bundel Verzoenen. Ze schrijft dat ze bij een aardworm wil liggen om goed voor eeuwig te kunnen slapen. In de wereld van de oudjes zag ze dat een kus als een hommel tegen een raam aan vliegt. Ze roept iedereen op hun kikkervisjes te delen. Ze hoort een meerkoet blurb (een van vele neologismen in haar woordenschat), terwijl de wind in de populieren jachtig tekeer gaat. Parende eekhoorns in Vallen worden in haar ogen spookacrobaten waar alleen zij van weet, maar die ze nooit zag. Crebolder beschrijft deze onderbuik activiteiten in de dierenwereld als getuigschriften.
Dezelfde verholen onderbuik gevoelens draagt ze over op de vormen van wolken, een losgeslagen tak en zelfs op de wind in Verzoenen, p.11:
Zoals bij het verholen vrijen
de contouren wijken, dijen
de lijnen uit…
Een van de laatste gedichten in Vergeten op p. 53 is ultiem erotisch. Le petit mort dringt tijdens de climax door tot in de oogballen van het vrijende paar. De ontnuchtering is zo na aan de roes.
… We schuiven als paar in
elkaar tot de oogbol verschiet. Terwijl
het nog zacht nasneeuwt onder ons vel
ligt het juk al klaar. Misleid zijn we wel.
In alle drie de bundels zijn de laatste gedichten op pagina vijf en vijftig. Het slotgedicht in Vallen gaat ook over verleiding en vooral over de onverwachte vormen van verleiding. Dit resoneert door de bundel.
Het wordt niet neervallen
maar paarsgewijs wentelen.
Uiteindelijke is het vooral de stem van de zee die alle taalvermogens waarover Crebolder beschikt, uitdaagt. De zee is er bij eb en de zee is er bij vloed. Zwem- en waterbeelden stromen door deze bundels. In Vergeten (p.41) herinnert ze zich hoe het is om als kind in de zee te zwemmen:
De zee weet niet wat ze met ons deed.
Ze spreidt een waaier van schuim
over ons. We bewegen als kikkers
in haar.
Het is alsof de zee haar alfa en omega is. Cyclussen als getijden, geboorte en dood, dat zijn de ijkpunten van de liefde uit de zee die overgaat op het land in Verzoenen (p. 19):
Zeezout heb ik ingenomen
en watervruchten afgepeld.
In zeewier ben ik verzonken
toen langszij kleine vissen
onverstoorbaar verder zwommen.
Vanuit mijn vooronder kan ik nu
eindelijk het verre bovenlicht begroeten.
En ergens verholen zoekt nog één tentakel na haar verholen schacht. De dood kondigt zich aan op p.49. Misschien als een herinnering aan de oorsprong?
Definitief de zee in lopen
en vervluchtigen in de geliefde.
Dit gedicht doet me denken aan Ingrid Jonker die doodongelukkig in de liefde de zee inliep bij Drieankerbaai. Zij was een talentvolle Afrikaanstalige dichter en stierf voortijdig op 35-jarige leeftijd. Bij Crebolder is het echter geen wanhoopsdaad. Nee. Bij haar wordt de liefde verzoend met het zout; is liefde, is erotiek een vorm van verzilting.
…Mijn uitvaart
stel ik me soms zo voor.
…Aan scherven verwond ik me.
Ik kom. Zijn zout zal me genezen.
Niet alle erotische verwijzingen in haar laatste drie bundels zijn hiermee besproken. De liefdevolle energie en vitaliteit siddert na om haar te voeren naar weer nieuwe getijden met “de oude zee verderop” die nog steeds “in vloeiende zinnen” spreekt. Crebolder opponeert met hartstocht het contrapunt van het leven: niet een “sadder but wiser girl”, maar vrolijk ‘wiser and wetter’.
Carina van der Walt
Carina Van der Walt: Erotiek in de poëzie van Emma Crebolder. Fotoportret van Emma Crebolder door Carina van der Walt (2014)
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive C-D, Archive W-X, Carina van der Walt, Crebolder, Emma, Walt, Carina van der