Karel van de Woestijne: De meiskens uit de taveernen (Gedicht)
De meiskens uit de taveernen
De meiskens uit de taveernen,
Zij hebben een malsen schoot.
Zij zien er de jongens geerne.
Zij baren haar kindren dood.
Zij dragen van vurige zijde
een keursken dat spant en splijt.
We ontwaken aan haar zijde
met den houten mond van de spijt.
De ronde zee waar wij zwalken,
die eindeloos wenkt en geeuwt,
en ons doet van begeren balken,
en ons verre vrouwe verweêwt:
wij ankren in de taveernen
waar geniepig een rust ons smijt.
Daar wachten ons rood de deernen.
Daar raken wij ‘t leven kwijt.
Karel van de Woestijne
(1878 – 1929)
De meiskens uit de taveernen
• fleursdumal.nl magazine
More in: Archive W-X, Archive W-X, Woestijne, Karel van de