LANDVERBEUREN (10) DOOR TON VAN REEN
Hij vond dat het varken nu schoon genoeg was en lang genoeg had geleefd, hoe rozig het ook was. Hij greep het mes en stak het plompverloren in de keel van het weerloze dier, dat, hoewel het zich nauwelijks kon bewegen, gillend van pijn omhoog veerde. Een weergaloos moment van spanning op het plein. Gehinderd door het touw aan de poten en het mes in zijn keel zakte het dier in elkaar. Bleef liggen, schuddend met zijn kop en natrappend met zijn poten. Door het gillen van het varken, hoe kort ook, was de jongen in zijn bed opgeschrokken. Luid en angstig riep hij om zijn moeder, die hij in zijn koorts erg miste. Hij sloeg wild met zijn armen en ranselde de beddenplank. Die gaf geen krimp. En ook dat heiligenbeeld stond daar maar, met een koude glimlach rond de smoel, van gips en onaantastbaar.
Terwijl de jongen zijn knokkels stuksloeg op het hout en zijn vingers ontvelde, ving de slager in een bak het bloed op dat warm en dik uit de nek van het varken spoot. Het dier trapte nog wat na, alsof het aarzelde dood te gaan. Bleef daarna stil liggen, met verwonderde ogen die steeds glaziger werden. Door de ruit zag Céleste de jongen in zijn bed tekeergaan, maar hoe ze ook duwde, het raam gaf niet mee. Ze wond zich verschrikkelijk op over die vervloekte timmerman. Hoe kon een vader blijven doorslapen, terwijl zijn eigen kind er zo beroerd aan toe was! Was zo’n vent niet minder dan een beest? Ze probeerde de deur van de werkplaats te openen, maar ook die zat op slot. Ze klopte aan, maar de timmerman bleef in zijn nest liggen. Ten einde raad roffelde ze zo hard met haar vuisten op de deur dat het over het hele plein te horen was. Vanuit zijn nest riep de bezopen timmerman dat het nog veel te vroeg was om open te doen. Toch moest hij eruit, want het gerammel hield maar niet op. Razend rende hij door de werkplaats en opende de deur. Hij stikte haast van woede toen hij de cafémeid zag staan en riep haar woedend toe dat ze moest opdonderen. Ze bleef staan. Om haar te dreigen greep hij een moker. Ze liet echter van haar angst niets merken, liep langs hem naar binnen en ijlde door de naar lijm en hout ruikende werkplaats naar de kamer van de jongen. Draaide de deur achter zich op slot. Terwijl de timmerman aan de klink rukte en moord en brand schreeuwde, greep Céleste het hoofd van het kind in beide handen. De jongen leek te worstelen met een onzichtbaar monster. Toch herkende hij haar. De geur van haar lijf. De zachtheid van haar handen.
Hij kwam tot rust en keek naar haar, hoewel hij haar in zijn koorts maar wazig zag. Een lieve vriendin die zijn nachtmerrie beteugelde en het ondier in hem verjoeg. Ze maakte een handdoek nat en veegde het zweet van zijn gezicht. Bleef even naar hem kijken zoals hij daar lag. Reddeloos. Door iedereen opgegeven. De dood al in zijn lijf. Nu hij die meid in huis had, zag de timmerman zijn kans schoon. Met de moker sloeg hij het slot uit de deur en vloog de kamer in. Dreigend liep hij op haar toe, een stuk hout in de hand om haar op haar smoel te slaan als ze te veel zou tegenstribbelen. Plat op de grond zou hij haar drukken en haar naaien tot ze pompaf zou zijn, de teef! Céleste wist niet hoe ze aan de bruut kon ontkomen. Ze gilde van angst. Hoewel de jongen niet precies begreep wat er in zijn kamer gebeurde, hoorde hij de angst in de stem van het meisje. En hij gilde met haar mee, hoog en hard. Kaffa hoorde het gillen en schoot overeind. Terwijl de timmerman de meid in een hoek dreef en naar haar borsten greep, stoof Kaffa binnen.
Ton van Reen: Landverbeuren (10)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van