LANDVERBEUREN (14) DOOR TON VAN REEN
Alleen Josanna, de kleine heks, had net zulke varkensachtige oogjes als de slager en kon net zo onbeheerst tegen alles tekeergaan als dat in haar opkwam. De anderen hadden alles van de moeder, die hen vanuit de winkeldeur nakeek. De vrouw verwende haar kinderen. Dat was alleen al aan hun kleren te zien, die veel mooier waren dan nodig was. De manie van een vrouw die in haar kinderen de eigen jeugd weerspiegeld zag. Waar ze heimwee naar had, omdat haar jeugd haar meer beloofd had dan wat er in werkelijkheid van haar leven terecht was gekomen. Nooit had iemand begrepen hoe deze vrouw met slager Azurri had kunnen trouwen. Was ze aan hem verkocht voor een koe en een half varken? Hoe in jezusnaam kon een mooie vrouw het haar leven lang uithouden bij een ongelikte beer voor wie het niks betekende om dieren af te maken? Kwam zij, die zo naar tederheid hunkerde, geen liefde te kort bij een vent die niet veel meer dan een moordenaar was? Ze had veel behoefte aan warmte. Hoe kon ze dan naar bed gaan met een man voor wie ze niet veel meer was dan een stuk inventaris van zijn bloederige bedrijf?
Hoewel ze nog maar kinderen waren en hoewel het er eigenlijk veel te warm voor was, waren de meisjes Azurri in uitdagend lange kleren gehuld die hun voeten bedekt hielden en die in wijde plooien tot op het gras vielen. Ze leken als vlinders rond te fladderen in hun veelkleurige jurken die met gouddraad waren afgezet en die hun smalle meidenlijven meer dan genoeg verborgen. Bij Angela echter was de lichte zwelling van haar borstjes onder de stof te zien. Soms hoorden ze hoe de zieke jongen in zijn bed om iets leek te roepen. Dat deuntje kenden ze vanbuiten. Dat hoorden ze al dagenlang. Zo hard waren kinderen. Indien nodig zouden ze alles wat hen in hun jonge leven bezig had gehouden, in één tel opzij kunnen zetten.
Alleen Angela, met haar dertien jaar de oudste van het vierspan, luisterde een ogenblik naar de jongen. Ze zou wel naar hem toe willen gaan om hem te vragen waar hij zo onophoudelijk om riep. Ze durfde niet. Ze was bang voor de timmerman die woedend kon uitvallen en die haar misschien ook nu zou wegsturen. Hij joeg kinderen altijd weg, omdat ze hem voor de voeten liepen. Eens had hij haar zelfs geslagen toen hij haar en de jongen had betrapt bij het spelen tussen de krullen in zijn werkplaats. Josanna van elf, die altijd al een heks was geweest, deed bekkentrekkend het zieke kind na. Ze hield van pestspelletjes en kon de grootste lol hebben met het doodslaan van jonge vogeltjes of het verbranden van in papier gewikkelde kikkers. Die lage trek in haar karakter had ze van haar vader, die in de dieren die hij slachtte ook hulpeloze tegenstanders had.
Angela vond het bekkentrekken van haar zus ongepast. Ze waarschuwde Josanna niet te spotten met de zieke jongen. Door spotternij met het leed van een ander zou je diens ellende wel eens kunnen aantrekken. Toen de heks echter een gezicht trok of ze kotsen moest en het hulpeloze schreeuwen van de jongen nog eens nadeed, gaf Angela haar een draai om de oren. Maar Josanna trok zich daar geen moer van aan. Ze vond het extra leuk nu ze wist dat haar zus zich er zo aan ergerde. Gelukkig voor de jongen, voor wie dit alles bedoeld was, dat hij er geen weet van had. Margarita, een nimf van negen, en de kleine Irma van zes keken vol weerzin naar hun vader, die het levenloze varken met kokend water overgoot en de haren van de spekhuid schraapte. Er steeg een vette walm op van het dier. Voelde de slager aan, misschien in zijn onderbewuste, dat hij iets weerzinwekkends deed? In elk geval voelde hij zich gehinderd door de blikken van de meisjes, die het allemaal afschuwelijk vonden. Hoewel de kinderen haast elke dag dit schouwspel meemaakten, konden ze er niet aan wennen.
Ton van Reen: Landverbeuren (14)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van