Landverbeuren (06) door Ton van Reen
Hij rolde zijn deken op en stopte die in de jutezak bij de weinige spullen die hij bezat. Kleren die hij nooit droeg omdat hij steeds dezelfde vodden aan zijn lijf had. Een horloge waar hij eigenlijk niks aan had: hij kon de tijd niet eens lezen. Hij vond het apparaatje toch erg mooi, omdat het blonk en tikte. Dan de zwartzilveren getekende vleugel van een hoen. En de messen die hij gebruikte bij het landverbeuren. Kleine en grote messen. Met barnstenen heften en van gedreven staal. Ingelegd met parelmoer of gewoon met een handgreep van hout. Soms was het ene, dan weer het andere mes bij Kaffa favoriet. Al naargelang zijn luim het hem ingaf. Hij bekeek al de messen en pikte er het stalen uit. Zijn kampioensmes. Daar zou hij vandaag mee spelen.
Tevreden hing hij de dekenzak over een vork in een van de takken van de meidoorn. Hij rook de ochtend. De verse geur van grond en gras. Hij sloeg een paar maal met zijn armen om het nog lome gevoel uit zijn lijf te verdrijven. Liep naar de dorpspomp en hield zijn kop onder de koude straal. Het water geurde naar aarde en kalk. Hij waste gezicht en handen en dronk, gulzig als een paard. Nu de dauw verdampte en het gras zijn gewone kleur herkreeg, zag Kaffa dat alles vuiler werd. Naarmate de zon er meer vat op kreeg, zagen vooral de gevels van de huizen er steeds goorder uit. Het licht liet onbarmhartig de gebreken zien. Scheuren in brokkelige pleistermuren. Door jaren schrobben verzakte stoepen. Verveloos houtwerk. Door glasroest aangevreten ruiten. Het dorp was nog steeds in rust. Kaffa hoorde de geluiden van het land, aan gene zijde van het dorp. Soms, ver weg, het schreeuwen van de vroege vissers op de rivier. Een gillende hond in de bosrand. Dichterbij, in de buurt van de boerderij, een schorre haan die zijn nek over een toonladder brak. Het zenuwachtige gekwetter van vogels die, nauwelijks wakker, al met elkaar begonnen te ruziën. Het ritselen van klein ongedierte in de bouwvallen van Chiles Plaats. Het haastige rennen van de wilde kat die zich daar ergens verborgen hield, een van de lievelingsdieren van de zieke jongen. Kaffa klopte zijn trui uit, een versleten kledingstuk dat hij dag en nacht droeg. Zomer en winter. Hij viel er in het dorp mee op, hoewel hij ook verder een merkwaardige verschijning was met zijn verweerde gezicht en zijn wilde haardos waaraan nooit een schaar te pas kwam. Hij had een paar ogen die klaar waren als water, als van een kind dat nog zuiver was van geweten. Toch stond Kaffa in Solde zo goed als buiten de gemeenschap.
Ton van Reen: Landverbeuren (06)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van