‘Die ritueel’ van Charl-Pierre Naudé in een vertaling van Willy Martin
Die ritueel
door Charl-Pierre Naudé
Snaaks hoe dinge met ’n doel gedoen word,
en dan lyk dit so na die skep van chaos
van hier by my tafeltjie waar ek sit en rook.
Daai twee wat vroeër verbygestap het,
die karre wat heen en weer oor die nat teer fluit –
beplanning sit daaragter, hoor.
Alles vergeetbaar, nietemin, van hier, behalwe
die triestige groen bakkie wat nou meer as een keer
aan die voet van die restaurantterras verbygevaar het.
Met sy laaste rit het iemand alleen agter
op die oop bak gestaan, hande seremonieel
op die kajuitreëling, en toegegooi onder ’n swart seil.
Ekstra stadig word daar bestuur, soos in ’n stoet;
toe merk ek dié “passasier”, só kierts, moet
ʼn rekwisiet wees, want g’n ledemaat van hom beweeg nie.
Só moes Julius Caesar op sy strydwa gery het
met die herdenkings van sy seges
jare ná sy dood, onder ’n lanferlap
op pad na die arena as ’n beeld vir die onthulling.
En weer het die ritueel verby gekom (triomfantelik?).
Seker iets by die huis vergeet, kon my nie skeel nie.
Ek fantaseer toe die figuur is ʼn terdoodveroordeelde;
en terwyl motreën uit die bewolktheid neersif
wonder ek wat die wyse van sy teregstelling gaan wees.
Ná my koffie het ek huis toe geloop
en die gedoente weer teëgekom, dié keer by sy eindpunt:
ʼn Lint oor die grasperk het huisraad verdeel.
Die vrou het by haar kind gestaan, en die man daar wat sy seil
styf span oor sy hoop goed op die bakkie, hý het gehuil.
Het Ritueel
door Charl-Pierre Naudé in een vertaling van Willy Martin
Vreemd hoe doelgericht de dingen lopen,
terwijl zij eerder op een chaos lijken
voor wie, als ik, aan een tafeltje zit te roken en kijkt.
Die twee die daarnet langs gekomen waren,
het sissen heen en weer van wielen over nat asfalt—
daar steekt een planning achter, hoor.
Toch wordt van hieruit alles licht vergeten, behalve
dat kleine groene bakkie dat voor de tigste keer
voorbij het restaurantterras is gepasseerd.
De laatste maal stond iemand heel alleen
in de open achterbak, de handen ceremonieel
bovenop de stuurcabinereling, de rest onder een zwart zeil.
Heel traag, als in een stoet, werd er gereden;
pas toen begreep ik dat hij, de ‘passagier’, kaarsrecht,
een rekwisiet moest wezen, geen ledemaat zag ik bewegen.
Zó moet in zijn strijdwagen Julius Caesar voorbijgereden zijn
bij de herdenking van zijn zeges
jaren nà zijn dood, onder een crêpe rouwgewaad
op weg naar de arena waar zijn standbeeld werd onthuld.
En weer trok (triomfantelijk?) het ritueel voorbij.
Zeker thuis wat vergeten, wat kon het mij ook schelen.
Later verbeeldde ik mij dat deze man ter dood veroordeeld was;
en terwijl uit de bewolkte hemel een fijne regen daalde
vroeg ik mij af hoe hij zou worden omgebracht.
Mijn koffie op, kwam ik, op weg naar huis,
dezelfde stoet weer tegen,
dit keer daar waar zijn eindpunt was:
Een lint over het gazon verdeelde het huisgerei.
De vrouw stond bij het kind, en hij, de man die ’t zeil
over zijn goed in ’t bakkie had gespannen, hij huilde.
(vertaald/bewerkt van het Zuid-Afrikaans in het Nederlands door Willy Martin)
In de serie Vertaalvrucht nr. 8
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive M-N, Charl-Pierre Naudé, Naudé, Charl-Pierre, VERTAALVRUCHT, Willy Martin