Or see the index
Adriaan en de anderen
Een toekomstroman
waarin de literatuur wordt gered
en het Huis van Oranje tot bloei komt
door Merel van der Gracht
achtenveertig
Verlicht door de morgenzon werd Deesje wakker. Ze zag Naomi op de bank liggen, een glimlach rond haar mond. Ze sliep als een roos. Wat was dat kind mooi!
Deesje sprong van haar slaapkussen en sprong op de klink van Adriaans slaapkamerdeur. Hij vloog open.
Adriaan lag op zijn rug, zijn mond open. Hij leek wat te roepen. Had hij weer een enge droom? Afijn, hij zou het haar straks wel allemaal vertellen. Zoals altijd. En als hij alles had verteld, zei hij altijd: ‘En nu Deesje, mag jij er een fijn boek van maken.’ Zo gul was hij.
Ze was nieuwsgierig naar de toestand in de stad. Zou ze even gaan kijken? Adriaan en Naomi werden nog lang niet wakker.
Ze sprong op het aanrecht en wipte behendig door het open raam naar het achterplatje. Ze rekte zich uit en gaapte, alsof ze de zon wilde laten zien hoe scherp haar tanden waren.
Ze trippelde over platjes, zag dat buurvrouw Mallotte Puntmuts in yogahouding achter haar raam zat te mediteren, stak haar staart op en liet Mallotte haar kattengat zien.
Ze kroop door een paar goten, wipte naar beneden en rende met ware doodsverachting door het vroege verkeer van de Lairessestraat. Ze klom in een boom omhoog, sprong in een goot, hoorde een stel jonge koolmeesjes piepen, hapte ze in drie tellen naar binnen, stoof over een rij daken, balanceerde behendig door het ochtendverkeer en bereikte het centrum van de stad. Ze boerde. De jonge meesjes waren een iets te stevig ontbijt, maar wel veel beter dan de bonbons van Adriaan.
Vanaf de dakgoot van het confectiehuis De Witte aan de Dam had ze een goed overzicht. Het plein was nog niet door publiek bezet.
Werklieden waren al bezig met alles schoon te vegen, legden straatklinkers goed en plaatsten vlaggenmasten.
De stad werd voorbereid op Koninginnedag. Niets mocht nog herinneren aan de veldslag die zich hier de afgelopen nacht had afgespeeld. De koningin-regentes moest een vredige stad te zien krijgen, met een bevolking die massaal achter haar stond. Wat natuurlijk ook zo was.
Hoofdstuk 48 – Woensdag 17 november 2010 (vervolg donderdag)
Adriaan en de anderen: Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90
E-mail: merelvandergracht X kempis.nl ( X = @ )
kempis.nl # kempis poetry magazine
More in: -Adriaan en de Anderen
Adriaan en de anderen
Een toekomstroman
waarin de literatuur wordt gered
en het Huis van Oranje tot bloei komt
door Merel van der Gracht
negenenveertig
Ronald Krentenbrood werd wakker door het kietelende ochtendlicht. Hij had lekker geslapen. In zijn dromen was hij nog altijd de felle speler die graspollen uit het veld schopte en de doellat liet trillen. Zijn ballen kwamen altijd loeihard aan en menig speler had, na contact met zo’n hard geschoten loeier, wekenlang met gekneusde kloten in het ziekenhuis gelegen.
Of het allemaal waar was? Hij was de controle over zijn geheugen kwijt. Hij herinnerde zich meer goals dan hij had gemaakt. Maar hij wist dat dat een kwaal van alle ex-profvoetballers was: door het veelvuldig koppen van een vaak keiharde bal, verloren ze veel hersencellen en zakte hun intelligentie naar een nog lager niveau dan voor voetballers gebruikelijk.
Wel wist Ronald nog dat hij niet op zijn geheugen kon vertrouwen, nog minder op zijn verstand en nog veel minder op wat hij van anderen te horen kreeg. Ach, het maakte Ronald niet veel uit. Hij vond het wel goed. Dromen was heerlijk. Jammer dat het gras ineens was vervangen door de tegels van de slaapzaal, maar ook in een slaapzaal vol mafkezen hoefde je de ogen maar te sluiten om je te koesteren in de warmte van je geschiedenis.
Hij keek rond. De meeste zwervers sliepen nog, alsof ze platgespoten waren. Dat was ook zo. Hij wist het weer.
Hij ging zitten, hing zijn benen over de bedrand en staarde naar zijn tenen. Toen naar de hele voet. Toen naar beide benen. Opeens herinnerde hij zich dat hij beide benen ooit voor zestien miljoen gulden had laten verzekeren. Jammer genoeg had hij ze nooit gebroken; als hij niet meer had kunnen spelen, was hij zestien miljoen rijker geweest. Dat was toch gauw zeven miljoen euro. Daar had hij een eigen bed voor kunnen kopen. En een eigen huis met een trainingsveldje erbij.
Wat had hij in zijn leven verkeerd gedaan? Wat was er misgegaan? En zijn broer? Ze waren toch altijd aardig geweest en ze hadden iedereen vertrouwd. Ook de voetbalmakelaars en hun financiële adviseurs, totdat die er met hun geld vandoor waren gegaan, hen achterlatend met hun roem.
Ronald werd er droevig van. Een paar tranen welden op uit zijn ogen en drupten op zijn tenen.
Hoofdstuk 49 – Donderdag 18 november 2010 (vervolg vrijdag)
Adriaan en de anderen: Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90
E-mail: merelvandergracht X kempis.nl ( X = @ )
kempis.nl # kempis poetry magazine
More in: -Adriaan en de Anderen
Adriaan en de anderen
Een toekomstroman
waarin de literatuur wordt gered
en het Huis van Oranje tot bloei komt
door Merel van der Gracht
vijftig
Na de extreme nacht stond Bodarius op met hoofdpijn. Dat beloofde niet veel goeds voor vandaag.
Hij liet zijn hulpbisschop een hete grog maken en liet hem het bad vullen.
Lekker in het warme water speelde hij met het eendje dat écht kon kwaken en dat hem met het hulpeloze geroep, kwek-kwek, terugbracht in de nuchterheid van de ochtend. Het eendje was een geschenk van zijn grootmoeder zaliger van wie hij zich alleen nog het kunstgebit herinnerde dat oplichtte als ze naar hem had gelachen.
Drinkend aan zijn grog van bessenwijn, kaneel, cognac en aspirine, en spelend met zijn eendje, bedacht hij dat hij behoefte had aan goede raad. Hij herinnerde zich zijn wijze oude vriend Oek en besloot hem te bellen.
‘Draai het nummer van mijn wijze oude rat,’ zei hij tegen Everardus.
De secretaris zette de telefoon op de badrand.
‘Goedemorgen Heiligheid,’ hoorde hij Oek, wiens mond nog galmde van de verzen van ‘s lands dichter Garritje Kwamreets, die hij altijd reciteerde bij wijze van ochtendgebed. ‘Jij Antoine, jij hebt het precies zo ver geschopt als ik altijd van je had verwacht. Jij had het in je, de mars naar de top.’
‘Het is Gods voorzienigheid,’ fluisterde Bodarius bescheiden. ‘Als Hij ons vraagt, mogen wij Hem niets weigeren. Zou je me vanochtend met een bezoek kunnen vereren? Ik heb behoefte aan je wijze raad.’
‘Ik kom graag.’
‘Zal ik je laten halen?’ vroeg Bodarius.
‘Nee, ik kom zelf wel,’ zei Oek. ‘Ik loop elke dag een rondje voor mijn bloeddruk. Ik vind mijn eigen weg, door elk riool. Dat is veiliger dan over straat gaan. Over een uur ben ik bij je.’
Bodarius legde de hoorn neer en pakte zijn eendje op. Hij speelde nog wat en liet zich daarna door zijn secretaris afdrogen.
‘En hoe is het vandaag met mijn klokkenspel?’ vroeg hij toen hij voelde hoe vaardige handen zijn eikel afdroogden.
‘De klokken hangen nog goed, alleen de klepel mag wat harder,’ zei Everardus. ‘Misschien dat u vandaag eens wat minder moet drinken.’
‘Ach wat,’ zei Bodarius. ‘Mijn klokken zijn de ware klokken van Rome.’
Hoofdstuk 50 – Vrijdag 19 november 2010 (vervolg maandag)
Adriaan en de anderen: Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90
E-mail: merelvandergracht X kempis.nl ( X = @ )
kempis.nl # kempis poetry magazine
More in: -Adriaan en de Anderen
Adriaan en de anderen
Een toekomstroman
waarin de literatuur wordt gered
en het Huis van Oranje tot bloei komt
door Merel van der Gracht
eenenvijftig
Om genoeg geestelijk voedsel paraat te hebben, vrat Oek vlug een paar bladzijden op uit het Bijbelboek Ruth en het verhaal van Job op de mestvaalt. Hij keek nog even naar alle op te vreten banden in zijn boekenkast, en vertrok tevreden. Hij bezat geestelijk voer voor lange tijd.
Via rioolgangen zocht hij zijn weg naar de Dam. Hij kwam graag in de ondergrondse stad. Hier, in de wereld van verrotting, kon hij altijd goed nadenken over het leven en over wat de wereld ermee opschoot dat hij, Oek, de wijze rat, bestond. Wat had de wereld aan hem en wat kon hij doen voor de wereld?
Het was fijn dat hem soms om raad werd gevraagd. Zou dat niet gebeuren en zou hij zich alleen maar nutteloos vol met kennis proppen, dan had zijn bestaan geen zin. Nu zelfs de paus hem nodig had, zag hij de zin van het leven volop in. Hij was nodig.
Toen hij de rioolpijpen van Krasnapolsky had gevonden, baande hij zich een weg door de leidingen naar boven en dook op in het wasbakje van Bodarius badkamer. Hij waste zich onder de kraan, föhnde zijn vacht en keek in de badkamerspiegel. Hij zag er ondanks zijn grijze haren prima uit. Hij was een rat op zijn best.
Door het gespetter in de badkamer merkte Bodarius, die zich juist had gekleed, dat Oek binnen was.
‘Blij dat je gekomen bent,’ zei Bodarius. ‘Ik miste je.’
‘Die kleren staan je goed,’ zei Oek. ‘Pauselijk wit. Je bent er voor geboren.’
‘Het baart mij ook zorgen,’ zei Bodarius. ‘De taak van een paus is zwaarder dan het lijkt. Alleen al het bezweren van de oorlogen tussen mijn kardinalen. Het is net een ren met hanen waar je een kip in los laat.’
‘En jij bent de kip?’
‘Petrus is als een rots,’ ontweek Bodarius een antwoord, ‘maar soms heb ik het gevoel dat ik de hele Kerk op mijn schouders tors.’
‘Ik weet dat het niet goed gaat met de oude Kerk,’ zei Oek.
‘Alles van vroeger lijkt voorbij,´ verzuchtte Bodarius. ´Ik ben paus geworden op een van koers veranderend schip.’
‘Dat lijkt maar zo,’ zei Oek. ‘Juist nu de grote kudde de Kerk verlaten heeft, schaart de elite zich achter haar. Ook in Nederland. Bijna alle schrijvers zijn al katholiek. Dat is hún manier om tegendraads te zijn. Religie golft mee op de getijdenbeweging in de geschiedenis. Zo zit je op de top van de golf en gaat iedereen naar de kerk en zo donder je naar beneden en breken ze de kerken af. Maar de elite is altijd een voorloper van de horde. Je zult zien dat de meute van gewone gelovigen de denkers binnenkort weer naar de kerk zal volgen. Schapen lopen gewoon achter de voorlopers aan.’
‘Maar welke Kerk zal dat zijn?’
‘De Kerk mag van binnenuit veranderen,’ zei Oek, knabbelend aan een prentje met het portret van de paus. ‘De Kerk mag zich, aangevoerd door de intellectuele elite, toch ontwikkelen?’
‘Ontwikkelingen zijn goed,’ zei Bodarius. ‘Als onze dogma’s maar onaangetast blijven.’
‘Welja. Niemand maakt zich druk over de maagdelijkheid van Maria, nu niemand meer weet wat een maagd is. Maar ik bedoel, je kunt de tijd vooruit zijn. Waarom zou je de Bijbel niet samenvoegen met de Vedische Geschriften?’
‘Soefi? Boeddha?’
‘Alle profeten willen hetzelfde: de mens de weg naar het eeuwige leven wijzen.’
Bodarius bood Oek een chocolaatje aan, maar de ascetische rat beperkte zich tot enkele overgebleven velletjes papier met aantekeningen van de paus.
‘De katholieke Kerk heeft altijd geschipperd,’ zei Oek. ‘Als ze altijd hetzelfde was gebleven, zoals aan het begin van haar ontstaan, zou je er misschien een vijand van de huidige Kerk in zien.’
‘Zo soepel is de Kerk nu ook weer niet.’
‘Troost je. Alle geloven passen zich voortdurend aan, anders zouden ze niet overleven.’
‘Je bent een wijze rat.’
‘Dat wil zeggen dat ik drie verschillende versies van de Bijbel heb opgevreten. Ze lagen alle drie zwaar op de maag en verteerden slecht. Maar uit de som van de verschillen destilleer ik de waarheid.’
‘Je hebt me op een idee gebracht,’ zei Bodarius. ‘Alle Kerken moeten bij elkaar gaan shoppen.’
‘Precies,’ zei Oek. ‘Integratie is behoud.’
Ze werden gestoord door de hulpbisschop.
‘Uw ontbijt staat klaar, Heiligheid.’
De paus ging aan tafel en kopte drie gekookte eitjes, een voor de lusten, een voor de lasten en een omdat hij zacht gekookte eitjes met zeezout zo lekker vond.
Onderwijl praatte hij door met Oek, die plaatsnam naast zijn bord en voor de gein een van de lege eierdopjes op zijn kop zette.
Hun gesprek ging over de toenadering tussen de zo verschillende religies.
Bodarius zag veel overeenkomsten in de behoudende standpunten van de katholieke Kerk en de islam. Hij wilde de Kerk richting islam sturen zonder dat de Kerk haar gezicht zou verliezen. Het moest toch mogelijk zijn om God de naam Allah te geven. Het veranderde niets aan de Leer en je haalde er miljoenen mensen mee binnen. Volgens Oek was dat heel wel mogelijk, omdat de katholieke Kerk altijd al, door alle eeuwen heen, een allegaartje van relishoppers was geweest. In de hele wereld waren er niet twee katholieken te vinden die hetzelfde over het geloof dachten.
Na het ontbijt kwam Everardus, geholpen door klerenmeester Edgar Wolf, Zijne Heiligheid kleden voor zijn tocht door de stad met de koningin-regentes.
‘Je mag mee,’ zei Bodarius. ‘Er is altijd plaats voor jou in mijn binnenzakken.’
‘Nee nee,’ zei Oek. ‘Ik heb te doen. Ik heb de zesde druk van Tagores Verzamelde Werken op mijn bord. Die moet ik nog helemaal opvreten.’
Hoofdstuk 51 – Maandag 22 november 2010 (vervolg dinsdag)
Adriaan en de anderen: Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90 te bestellen via de plaatselijke boekhandel en via ► Bol.com
E-mail: merelvandergracht X kempis.nl ( X = @ )
kempis.nl poetry magazine
More in: -Adriaan en de Anderen
Adriaan en de anderen
Een toekomstroman
waarin de literatuur wordt gered
en het Huis van Oranje tot bloei komt
door Merel van der Gracht
tweeënvijftig
In het paleis op de Dam werd Maxima gewekt door de prinsesjes die stilletjes, als ratjes zo sluw, via het voeteneind van het bed onder de dekens kropen. Ze deed of ze niets merkte en niets hoorde van het onderdrukte gegiechel van haar kroost.
Met een half oog keek ze naar de wekker. Half acht. Ze moest eruit. Koninginnedag. Vandaag moest ze duizenden oranjeklanten toezwaaien. Ze had te doen met de feestgangers die al om vier uur uit Dokkum, Sint Geertruid, Veghel, Goes en andere plaatsen waren vertrokken, alleen maar om naar haar te zwaaien.
Voor de lol van de kleintjes bleef ze nog tien minuten soezen en deed alsof ze niet merkte dat haar dochters een tent van haar bed maakten. Precies zoals zij dat vroeger thuis met haar zus had gedaan bij haar ouders.
Slaperig stond ze op en liep naar de klerenkast met favoriete jurken. Jammer, ze moest ze allemaal laten hangen. Vandaag hoorde ze te verschijnen in de nieuwe oranje jurk die haar couturière Jarre Telle speciaal voor vandaag voor haar had gemaakt. Een paradejurk. Iets te bloot naar haar smaak.
Even later zat ze aan het ontbijt en snelde ze de krantenkoppen. Verbaasd las ze dat er zo dicht bij haar paleis gevochten was. Ze had er niets van gemerkt. Het had dus gespookt in Amsterdam. Rellen van gristelijke jongeren. Het irriteerde haar dat die rare gasten juist op de vooravond van Koninginnedag door het lint waren gegaan. Ze hadden meer respect voor haar kunnen opbrengen. Ze was toch ook hun koningin?
Daarna kleedde ze zich voor de ontvangst van haar opperlakei, minister-president Jan Mandarijn.
Hij was al binnen, maar ze liet hem altijd een kwartiertje wachten in de hal, om te tonen wie er werkelijk de baas was in het land.
Prinses Amalia speelde met Toekie Treur, haar lievelingsratje, een kleindochter van Oek de Wijze en net zo wijsgerig aangelegd als haar grootvader. Naast huisdier was ze ook de yogameesteres van Maxima. De vorstin filosofeerde de laatste maanden minder; wel mijmerde ze vaak voor het portret van haar zo heldhaftig overleden gemaal Willem-Alexander, gehuld in generaalstenue, net zo rijk met linten en medailles behangen als de jacquets van carnavalsprinsen in Maastricht.
Ze wierp een blik in de papieren die de ceremoniën van vandaag beschreven. Ze wist het allemaal wel en schoof alles aan de kant. Het was elk jaar hetzelfde gedoe.
‘Laat Jan maar binnen,’ zei ze tegen baron Marc Ratte van Rijkelui, haar geheimschrijver en eerste secretaris.
‘Juist, ahum ja,’ zei de gebochelde edelman, met een plat hoofd dat inteelt in zijn adellijke familie verried. Hij kweet zich van zijn taak en haalde Jan binnen.
‘Goedesmorjes Majesteit,’ zei Mandarijn opgewekt en gaf haar zijn grote werkmanshand, vol blauwe inktvlekken die verrieden dat hij zelf zijn teksten schreef. Zijn armen staken te lang en te gespierd uit de iets te korte jasmouwen. Zoals zijn kleding altijd te kort, te klein of te sober was, door zijn eeuwige zucht om op alles te besparen.
‘Zijn er nog maatregelen genomen om de orde te bewaren?’ vroeg Maxima, haar haren schikkend. Ze zette haar diadeem op, wat haar direct een beetje groter maakte dan Mandarijn.
‘We rekenen op een warme dag,’ zei Jan. ‘De verloven van alle politiemensen in het hele land zijn ingetrokken.’
‘Verwacht u nog last van die gristelijke jongeren?’
‘Ze hebben schijt aan alles,’ zei Jan, die ook in het bijzijn van de koningin-regentes een geboren en getogen Ossenaar bleef. ‘We hadden ze nodig om aan de macht te komen, toen ik met Koevoet moest samenwerken. U weet wel, mijn rechterhand. Maar nu voelen ze zich de baas in de circustent.’
‘We moeten met ze afrekenen,’ zei Maxima.
‘Hoe doen we dat?’ vroeg Jan.
‘Ruzie met de ME uitlokken en ze dan in de pan hakken. We kunnen de ME versterken met een paar regimenten Jantjes van de Marine.’
‘Dat is heel wijs, Majesteit,’ zei Jan. ‘Ik weet nog hoe de Jantjes indertijd gehakt maakten van de slapers op de Dam. Ik weet het nog zo goed omdat ik zelf tussen de provo’s lag. Ik was nog jong.’
‘We hebben de macht, dan is het toch logisch dat we die macht ook gebruiken?’ zei Maxima. ‘Wij staan nooit alleen.’
‘Daar valt wat voor te zeggen, Majesteit. Daar valt heel veel voor te zeggen. Het is precies zoals u zegt. Wij staan nooit alleen, want iedereen staat voor ons.’
‘Voor míj,’ verbeterde Maxima haar eerste minister.
Hoofdstuk 52 – Dinsdag 23 november 2010 (vervolg woensdag)
Adriaan en de anderen: Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90 te bestellen via de plaatselijke boekhandel en via ► Bol.com
E-mail: merelvandergracht X kempis.nl ( X = @ )
kempis.nl poetry magazine
More in: -Adriaan en de Anderen
Adriaan en de anderen
Een toekomstroman
waarin de literatuur wordt gered
en het Huis van Oranje tot bloei komt
door Merel van der Gracht
drieënvijftig
Buiten een paar zonderlinge boswachters die het strand soms kwamen aanharken, zagen de vogels van het eiland Griend nooit mensen. Nu zagen ze hoe een bootje strandde en twee oude mannen eruit klommen. Ze strompelden door de branding naar het strand.
‘We zijn hopeloos afgedwaald,’ zei Jan Wolkmens. ‘Dit had Den Helder moeten zijn, maar naar wat ik weet van de Waddenzee is dit het eiland Griend, tussen de Vliestroom en de Blauwe Slenk.’
Jan had gelijk. Er stond een bordje. Griend. Natuurmonument. Verboden te betreden.
‘We hebben gevaren zonder kompas,’ zei Theodorus Donderop. ‘Wat dom. Varen op kompas is het eerste dat zeeverkenners leren. We lieten ons leiden door ons enthousiasme. Mijn fout. Ik had moeten weten dat jij altijd onmiddellijk overal op ingaat.’
‘Wat nu?’ vroeg Jan. ‘Ik kom er wel zonder boot. Ik kan met de wind meewaaien naar waar ik wil. Maar jij?’
‘Eerst even nadenken,’ zei Theodorus.
‘Moeilijk.’
‘Ze zullen ons zoeken.’
‘Mij niet meer. Jou misschien. Heb je vrouw en kinderen?’
‘Niemand.’
‘Dan zitten we vast,’ zei Jan. ‘Niet dat ik het erg vind. Ik heb ooit een week helemaal alleen op Rottumeroog gezeten. Een beretijd tussen de kwallen en de robben. Tja, wie zal ons zoeken als niemand ons mist?’
‘Denk je echt, dat ik óók vergeten ben?’ vroeg Theodorus. ‘Denk je dat iedereen de prachtige serie Privé-domein, die ik het land heb geschonken toen ik uitgever was bij De Werkmanspers, al is vergeten?
‘Misschien de boeken niet, maar de uitgever wel. Uitgevers zijn loopjongens. Jij maakte die reeks toch samen met die andere tuinkabouter?’
‘Martin Bos.’
‘Ik weet nog dat jij op Martins schouder stond, om samen net zo groot te lijken als één echt mens.’
‘Dat deden we wel eens als grapje. Twee kabouters, één geest.’
‘Twee halven maken samen een heel,’ lachte Jan.
‘Schei uit,’ zei Theodorus. ‘Wij maakten zelf grappen over onze lengte, om anderen voor te zijn. Maar Martin en ik wisten wat we waard waren. Uitgevers zijn cultuurdragers.’
‘Ik heb die reeks Privé-domein in zijn geheel bij De Slegte gekocht,’ zei Jan. ‘Ik heb er het dak van mijn atelier mee gerestaureerd.’
‘Jij bent een barbaar.’
‘Gelukkig wel. Barbaren zijn natuurmensen. Daarom voel ik me nu ook op mijn plaats. Mijn Tsarina zou hier moeten zijn. Ze zou het fantastisch vinden. Ze loopt het liefst in haar blote niks en dat is nergens lekkerder dan op een leeg strand. Niks en niks bij elkaar geteld is alles.’
‘Daar drijft ons bootje,’ zei Theodorus opeens.
Ze zagen hoe de opkomende vloed het bootje meenam naar de Vliestroom en naar de eindeloze zee.
Hoofdstuk 53 – Woensdag 24 november 2010 (vervolg donderdag)
Adriaan en de anderen: Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90 te bestellen via de plaatselijke boekhandel of via ► Bol.com
E-mail: merelvandergracht X kempis.nl ( X = @ )
kempis.nl poetry magazine
More in: -Adriaan en de Anderen
Adriaan en de anderen
Een toekomstroman
waarin de literatuur wordt gered
en het Huis van Oranje tot bloei komt
door Merel van der Gracht
vierenvijftig
De ochtend na die bijzondere avond als gast van de paus was de heer Bas Fijne Was al vroeg uit de veren. Hij was in de ban van zijn benoeming tot opperstrijkmeester van het Vaticaan. En hij mocht er verblijven, in de pauselijke vertrekken.
Hij nam zich voor er onmiddellijk een weekje heen te gaan, ten einde de laken- en klerenkasten van de paus te inspecteren en alles een goede strijkbeurt te geven. En een week lekker Italiaans te eten in fijne restaurantjes, met slemperige huiswijntjes.
De heer Bas Fijne Was pakte zijn spullen. Lange tijd stond hij te aarzelen voor de boekenkasten. Drie lievelingen wilde hij meenemen op reis. Maar de keuze viel hem moeilijk. Hij had honderden boeken, door hemzelf keurig verzorgd, die hij geen dag kon missen. Omdat hij er niet uitkwam, besloot hij drie ongelezen boeken mee te nemen. Drie werken die al jaren op zijn nachtkastje lagen. Drie boeken die allemaal Thuiskomst heetten, respectievelijk geschreven door Brul Brouwers, Hanna Verkwist en Ron Verheen. Toepasselijk, want het zou zijn alsof hij thuiskwam in het Vaticaan, waarover hij tijdens zijn eerdere bezoeken aan Italië al zo veel had geschreven. En het was natuurlijk ook wel spannend om de drie boeken, onder het genot van een glas lambrusco, te vergelijken. Ontspanning hoorde immers bij plicht.
Hoofdstuk 54 – Donderdag 25 november 2010 (vervolg vrijdag)
Adriaan en de anderen: Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90 te bestellen via de plaatselijke boekhandel of via ► Bol.com
E-mail: merelvandergracht X kempis.nl ( X = @ )
kempis.nl poetry magazine
More in: -Adriaan en de Anderen
Adriaan en de anderen
Een toekomstroman
waarin de literatuur wordt gered
en het Huis van Oranje tot bloei komt
door Merel van der Gracht
vijfenvijftig
Naomi keek uit het raam.
Ze zag Adriaan op zijn balkonnetje aan de straatkant staan. Hij deed zijn rek- en strekoefeningen.
Het was ogenschijnlijk een vredige ochtend. Ze zag dat werklieden bezig waren de stad in orde te maken voor de viering van Koninginnedag.
Vandaag zou koningin-regentes Maxima zelf de stad en haar bewoners bezoeken, samen met de paus, om uit te drukken hoe koningshuis en Vaticaan met elkaar en met het volk verbonden waren.
‘Het is al laat,’ zei Naomi. ‘Ik moet Tjeepie haar ontbijt brengen. Ik moet naar huis, om broodjes voor haar te smeren.’
‘Niet nodig,’ zei Adriaan. ‘Er staat nog een hele chocoladecake in de koelkast. Breng haar die maar. En een zak rumbonen. Daar was Tjeepie altijd al dol op.’
‘Waar is Deesje?’ vroeg Naomi.
‘Ze is krols,’ zei Adriaan. ‘Ze blijft vaak hele nachten weg.’
‘Dan moet je haar binnenhouden,’ zei Naomi. ‘Straks zit je met jongen.’
‘Gezellig toch,’ zei Adriaan, ‘een nest poesjes in huis! Misschien worden het allemaal dichtertjes.’
Naomi pakte de cake en vulde een kan met thee.
‘Ben je er straks weer?’ vroeg Adriaan. ‘We eten witte broodjes met bonbons.’
‘Lekker!’ riep ze terug.
Ze liep naar buiten met de cake en de rumbonen in een plastic zak en sprong op Adriaans fiets. Het was al half negen. Tjeepie zou wel boos zijn dat ze haar ontbijt zo laat kreeg.
Onderweg zag ze bussen vol mensen in klederdracht. Schutterijen uit Limburg. Vendelzwaaiers uit Brabant. Volendammers en Staphorsters in hun klederdracht. En muziekgezelschappen in militaire uniformen.
Aan het bonte gezelschap op straat was niet te zien dat de regering die aan de macht was soberheid en eensgezindheid propageerde. In hun kleurige uitbundigheid waren de mensen juist allemaal heel anders. Of was Koninginnedag de enige dag waarop dat anders-zijn was toegestaan? Hadden de mensen niet eens dóór dat alles anders was geworden? Zolang ze hun tradities konden beleven, zagen ze de veranderingen waarschijnlijk niet eens. Zolang ze in operettekleding mochten rondlopen, hadden ze misschien niet eens door dat ze allemaal in hetzelfde keurslijf waren gedwongen.
Het stadskantoor lag er een beetje grimmig bij. Het werd streng bewaakt. Het kantoor was gesloten. De nieuwe regering had alle vrije dagen rond koningshuis en kerken afgeschaft, op Koninginnedag na. Hoewel Jan Mandarijn feitelijk een verklaard tegenstander van het koninklijk huis was, en vond dat het erfelijk koningschap uit de tijd was, liet hij het toch voortbestaan, omdat het feest paste in zijn strategie: brood en spelen voor iedereen.
Bij het Vondelpark dook Naomi de struiken in. Ze klopte op de grote doos waarin Tjeepie lag te slapen. Het deksel ging open, op een kiertje. Het slaperige gezicht van Tjeepie verscheen. Ze zag er afgeleefd uit, haar huid had de grauwe kleur van de dood, maar de vroege zonnestralen brachten een beetje leven in haar gezicht.
Tjeepie wist nog niet goed wat er aan de hand was. Ze verbleef nog in haar mooiste dromen.
‘Ik heb je ontbijt,’ zei Naomi. Ze zette de cake naast de doos.
‘Zo vroej?’
‘Ik was al bang dat ik te laat was. Je bent altijd matineus.’ Naomi begreep dat Tjeepie laat was gaan slapen.
‘Niet lang naar bed jeweest,’ zei Tjeepie. ‘Vannajt was ik weer even jong.’
‘Hoezo?’
‘Ik kwam in een veldslaj terejt. Toen heb ik meejevojten tejen de politie.’
‘Wonderlijk. Ik heb die rellen wel gehoord, maar dat jij…’
‘En ze luisteren ook naar mij. Die jongens, het zijn ejte sjatten. Ik zou jraaj een jrote pan soep voor hen koken.’
Tjeepie kamde met haar vingers door haar egeltjeskapsel. De zon liet het wat zilverachtig oplichten, precies zoals ze vroeger op de covers van haar bestsellers stond. Haar trekken werden er wat zachter van.
‘Ik dajt dat het Adriaan was die aanklopte,’ zei ze.
‘Ik zie hem straks weer.’
‘Doe hem de jroeten. Het is zo’n sjat. Vraaj hem bij me langs te komen.’
‘Vandaag zal dat moeilijk gaan. Het is Koninginnedag. Hij wordt ontvangen door Maxima.’
Tjeepie stapte uit de doos, vouwde hem op en stopte hem in de AH-kar. Ze duwde het karretje de struiken uit en ging op een bank zitten.
Ze knabbelde aan de cake, dronk thee en vertelde tussendoor wat ze in de afgelopen nacht had meegemaakt. En op haar beurt vertelde Naomi over het feestje bij de paus.
‘Nou, doei,’ zei Naomi toen alles was gezegd. ‘Ik heb nog van alles te doen. Ik zie je vandaag nog wel ergens bij de feestelijkheden. Anders morgenvroeg weer.’
Ze fietste het park uit. Aan de ingang zag ze, enigszins weggemoffeld onder het geboomte, een paar bussen met ME-ers klaarstaan.
Vlug fietste ze naar huis.
Thuis deed ze haar daagse kleren aan en liep even bij Luud binnen. Die was bezig met het monteren van een terugtraprem op zijn nieuwste model witte fiets.
‘Wat ben je met die fiets van plan?’
‘Vandaag test ik hem uit.’
‘Zou je dat wel doen?’ zei Naomi, terwijl ze melk op een schoteltje deed voor Koosje. ‘Ik verwacht opnieuw rellen.’
‘Luud is nooit bang geweest voor rellen,’ gaapte Koosje.
‘Precies,’ zei Luud. ‘Ik hou van wat wind.’
‘Ook nog na je gesprek op de gemeente, gisteren? Die meneer Voeltjes ziet je nu als een subversief element. Pas maar op, als het vandaag misgaat, zullen ze naar schuldigen zoeken.’
‘Met mijn fiets doe ik geen kwaad.’
‘Jij blijft argeloos,’ verzuchtte Naomi. ‘Juist iedereen die anders is, zoals mensen die fietsen op een witte fiets, zullen ze zien als ophitsers.’
‘We zien wel,’ zei Luud en leidde zijn fiets de deur uit. ‘Doeg!’
‘Tot straks,’ riepen Koosje en Naomi in koor.
De deur klapte dicht.
Zijn hoofd in de nek, zijn lange grijze manen wapperend in de wind, zo ging Luud er vandoor. Zijn fiets was opgebouwd uit onderdelen van rijwielen die hij uit de grachten had gevist. Het was een soort circusfiets, waar niemand aanstoot aan zou kunnen nemen, behalve mensen zoals Voeltjes, die geen eigengereide mensen konden gebruiken.
‘Luud heeft het weer in zich,’ zei Koosje tevreden.
‘Hij lijkt weer een jonge vent,’ zei Naomi. ‘Ga jij ook naar de koningin kijken?’
‘Ik kijk wel uit. Ik ben te oud voor het gedrang. Ik hoor het straks wel, van jullie en van Deesje.’
Hoofdstuk 55 – Vrijdag 26 november 2010 (vervolg maandag)
Adriaan en de anderen: Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90 te bestellen via de plaatselijke boekhandel of via ► Bol.com
E-mail: merelvandergracht X kempis.nl ( X = @ )
kempis.nl poetry magazine
More in: -Adriaan en de Anderen
Adriaan en de anderen
Een toekomstroman
waarin de literatuur wordt gered
en het Huis van Oranje tot bloei komt
door Merel van der Gracht
zesenvijfig
De telefoon rinkelde. Adriaan nam op.
‘Ik ben het, Oek.’
‘O, dank je. Blij dat je me belt.’
‘Maxima wil je graag ontvangen.’
‘Heerlijk,’ zei Adriaan. Hij maakte een klein sprongetje van vreugde. ‘Wat een wijze rat als jij niet allemaal voor elkaar kan krijgen. Wat moet ik aan? Rood of paars? Ik heb een nieuw groen overhemd. Vind je dat het bij paars past? Of wit?’
‘Weet ik niet,’ zei Oek. ‘Ik draag nooit dat soort kleren. Ik heb genoeg aan mijn grijze bontjas. Maar jij bent een modepop.’
‘Welnee. Ik loop er graag goed bij. Kom jij ook?’
‘Te druk,’ zei Oek. ‘Er liggen stapels boeken op mijn bordje.’ Hij hing op.
Adriaan trok de krant uit de bus. Hij was stomverbaasd toen hij op de voorpagina van het ochtendblad, over de hele pagina, een foto van Tjeepie zag.
‘Ze flikt ’t hem weer!’ riep hij uit. ‘Net als bij haar debuut, toen ze paginagroot op het omslag van Het Idool stond!’
‘Had je het over mij?’ vroeg Mallotte Puntmuts die op haar balkonnetje de ingelijste oorkondes van haar literaire prijzen stond af te stoffen.
‘Het is Tjeepie,’ riep Adriaan. ‘Zo lijkt ze totaal vergeten, zo staat ze levensgroot op de voorpagina van de krant.’ Hij liet haar de foto zien.
‘Ze lijkt Kniertje wel,’ zei Mallotte. ‘Altijd komt ze terug op het podium, met haar pannetje soep.’
‘Je bedoelt dat ze er ook als Kniertje uitziet?’
‘Door het leven getekend en toch weer in staat om terug te vechten.’
‘Zie je wat ze in haar handen heeft? Een straatkei! Zie je waar ze die naartoe gooit? Naar de politie! En zie je wie er naast haar staat? Turk!’
‘Is ze op haar ouwe dag gristelijk geworden,’ schamperde Mallotte. ‘Dat zie je vaak bij types die hun hele leven de kont tegen de krib hebben gegooid. Op hun ouwe dag worden ze bang en willen ze bij de middelmaat gaan horen. Ze gaan bij een gereformeerd koor of ze spelen misdienaartje.’
‘Dat slaat op mij,’ zei Adriaan ontdaan. ‘Vind je mij dan ook een bange oude kwezel?’
‘Als ik eerlijk moet zijn, ja,’ zei Mallotte. ‘Jij bent ook een overloper, met je katholieke gehannes.’
‘Maar ik denk écht dat ik priester moet worden,’ riep Adriaan uit.
‘Collectant in de kerk is toch ook goed? Weet je Adriaan, eigenlijk heb ik meer respect voor Sjuul Spartaan en Trolletje Krol, die altijd zichzelf zijn gebleven. Die laten zich niet van de wijs brengen en gaan gewoon hun eigen gang.’
‘Zoveel moed heb ik niet,’ zei Adriaan. ‘Ik waai liever een beetje mee met de wind.’
‘Eigenlijk heb ik ook respect voor Tjeepie,’ vervolgde Mallotte. ‘Zij doet wat wij, jij en ik, niet meer durven te doen. Ze staat gewoon vooraan in de frontlinie als er oorlog is. Ze gaat voorop in de strijd tegen de dictatuur.’
‘Klopt,’ zei Adriaan. ‘We moeten Tjeepie meer gaan waarderen. Eigenlijk is ze net als Sartre, haar grote voorbeeld. Hij was net zo’n klein onderdeurtje als zij, maar hij stond wel vooraan tijdens de studentenrevolte in achtenzestig in Parijs. Net als Tjeepie nu.’
Adriaan liep terug naar binnen.
‘Ik hoorde het al,’ zei Deesje, een beetje minachtend. ‘Tjeepie heeft de pers weer gehaald.’
‘Afgeschreven maar nooit opgegeven,’ zei Adriaan. ‘Ik heb bewondering voor dat mens. Vroeger haakte ze aan bij pierewaaiers, tegenwoordig sluit ze zich aan bij rebellen.’
Hij zocht in de kast naar nette kleren. Hij vond een wit jasje, waarop een viertal onderscheidingen geprikt zaten. Ridder in de Orde van Oranje Nassau, het Franse Légion D’honneur, een wandelmedaille van de vierdaagse en het ereburgerschap van Côte d’Ivoire vanwege zijn grote consumptie van Côte d’Or-chocolade. Hij besloot het witte jasje aan te trekken, op een matrozenblauwe broek die hij ooit had gekregen van Droomkind zaliger. Het ensemble maakte hem een paar jaar jonger.
Hoofdstuk 56 (wordt vervolgd)
Adriaan en de anderen: Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90 te bestellen via de plaatselijke boekhandel of via ► Bol.com
E-mail: merelvandergracht X kempis.nl ( X = @ )
kempis.nl poetry magazine
More in: -Adriaan en de Anderen
Adriaan en de anderen
Een toekomstroman
waarin de literatuur wordt gered
en het Huis van Oranje tot bloei komt
door Merel van der Gracht
zevenenvijftig
Luud fietste door de straten en keek verbaasd naar al het volk dat naar Amsterdam was gekomen om Maxima en de prinsesjes toe te juichen.
Vanaf de bushaltes marcheerden de muziekkorpsen en schutterijen, trommelaars voorop, naar de Dam, waar de optocht werd geformeerd.
‘Kiek dao, dae gekke kaerel op dae witte fiets!’ riep een tamboer met aangeplakte baard en pruik.
‘Langhaorig tuug,’ riep een ander. ‘Sjorem.’
‘Pardon!’ riep Luud. ‘Ik heb mijn haren van mezelf. Jullie haar is nephaar.’
‘Huur, det sjtuk tuug,’ zei de tamboer. ‘Hae heet gin respek veur ooze aoje Limburgse kultuur.’
‘Slaon hem van zienne fiets aaf,’ riep iemand.
Voor hij het wist, was Luud ingesloten. Hij werd van zijn rijwiel getrokken en kreeg een paar rake klappen. Zijn fiets werd gesloopt door de bielemannen van de schutterij.
De stoet trok verder.
Luud bleef alleen achter, bloed aan zijn hoofd, liggend naast het wrak van zijn fiets.
Hij keek in een rioolputje. De zon scheen op het ijzeren rooster. Er stonden letters op. ‘God met ons’. Stomverbaasd las hij het nog eens. Het stond er echt! Stond zoiets vroeger niet op de rand van de zilveren gulden? Ineens zag hij op een stoeptegel staan: Seks met Goedele Kiekens.
Hij begreep het. Het stond er niet. Hij zag dingen die er niet waren. Hij vreesde dat hij een hersenschudding had.
Hoofdstuk 57 (wordt vervolgd)
Adriaan en de anderen: Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90 te bestellen via de plaatselijke boekhandel of via ► Bol.com
E-mail: merelvandergracht X kempis.nl ( X = @ )
kempis.nl poetry magazine
More in: -Adriaan en de Anderen
Adriaan en de anderen
Een toekomstroman
waarin de literatuur wordt gered
en het Huis van Oranje tot bloei komt
door Merel van der Gracht
achtenvijftig
Naomi was gekleed op haar paasbest. Een lichtgroen mantelpakje met kort rokje waaronder de kanten randen van haar broekje naar buiten lonkten. Ze had een dunne zwarte streep op de
achterkant van haar benen getekend, heel summier, alsof ze nylons droeg.
Ze pakte haar fiets.
Het was rumoerig in de stad: alle lawaai had zich naar de binnenstad verplaatst.
Naomi had het gevoel dat ze was verdwaald in een vreemde stad. Het Amsterdam dat ze zo goed kende en dat in haar bloed zat, was deze dag onherkenbaar.
Ze fietste door verlaten straten, met overal geparkeerde bussen uit het binnenland, en hoorde niet eens dat een paar lijsters haar nafloten. Een eenzame hond deed zijn ochtendwandeling en blafte naar haar.
Ze voelde zich verdwaald in een roman van Kafka: huiveringwekkend mooi, maar onheilspellend. Was deze dag het begin van een nieuwe wereld? Een nieuwe orde waarin alles decor was en iedereen alleen bleef?
Ze arriveerde bij het Willem Witsenhuis, liet haar fiets tegen de muur vallen en snelde naar Adriaans appartement. Hij was thuis. Blij een levende ziel te zien, viel ze hem om de nek.
‘Meid, je staat er weer piekfijn op,’ zei Adriaan verrast. ‘Met jou durf ik me bij Hare Majesteit te laten zien!’
‘En ik met jou,’ zei ze. Ze hielp hem met het strikken van zijn das. Daarna gaf ze Deesje een kus op haar fluwelen kopje.
‘Maxima zal blij zijn ons te zien,’ zei Deesje tevreden.
‘Zeker,’ zei Adriaan. ‘Mandarijn ook. Hij mag dan wel een socialist zijn, hij is en blijft een zuiderling uit Oss. Daar houden de mensen ook van kleur.’
‘Ik ga met de prinsesjes spelen,’ zei Naomi.
‘Je zou een uitstekende gouvernante zijn. Misschien kun je me adviseren over mijn houding tegenover Maxima. Moet ik vaderlijk zijn? Vriendschappelijk? Gereserveerd?’
‘Je moet het allemaal aan haar overlaten,’ zei Naomi. ‘Ze heeft het natuurlijk erg druk met zwaaien en handen schudden.’
‘Zeker,’ viel Deesje haar bij. ‘Een vrouw palm je niet in. Ze dirigeert de man tot die denkt dat hij haar heeft veroverd.’
‘Tactiek,’ vulde Naomi aan.
‘Raffinement,’ zei Deesje.
‘Goh,’ zei Adriaan.
Hij stopte een pochet in het borstzakje van zijn colbert.
‘Zo meisjes, we zijn klaar voor de versiertoer.’
Hoofdstuk 58 (wordt vervolgd)
Adriaan en de anderen: Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90 te bestellen via de plaatselijke boekhandel of via ► Bol.com
E-mail: merelvandergracht X kempis.nl ( X = @ )
kempis.nl poetry magazine
More in: -Adriaan en de Anderen
Adriaan en de anderen
Een toekomstroman
waarin de literatuur wordt gered
en het Huis van Oranje tot bloei komt
door Merel van der Gracht
negenenvijftig
Tjeepie schikte de tijdschriften en veegde er een paar wormen vanaf.
Ze hoorde het rumoer in de stad. Werd er weer gevochten? Haar nieuwsgierigheid was gewekt.
‘Ga je op stap?’ vroeg Barrie.
‘Kijken wat er jebeurt. Vandaaj jaat de koninjin toeren, samen met de paus.’
‘Daar had ik bij moeten zijn,’ zei Barrie. ‘Helaas was mijn tijd gekomen voordat híj gekomen was.’
‘Dat moet ik onthouden,’ zei Tjeepie. ‘Het is een mooie zin voor in een boek over filosofie.’
‘Als je er maar bij vermeldt dat je hem van mij hebt gehoord,’ zei Barrie.
‘Ik jat alles in alle openheid,’ zei Tjeepie. ‘Van mezelf heb ik niet veel. Mijn moeder zei altijd al dat ik mijn hersens van haar had jeërfd.’
‘Originaliteit is ook geen vereiste. Voor mijn bestseller De Procedure heb ik honderd bladzijden uit het boek Praga Magica van de Italiaanse schrijver Angelo Maria Ripellino vrij bewerkt. Niemand heeft het gemerkt, zelfs R.K. Fens zaliger niet. De schrijver was toch dood en niemand leest Italiaans.’
‘Jij wel, hè’
‘Ik begrijp dat de wereld anders wordt,’ zei Barrie ontwijkend. ‘Spijtig dat ik er niet bij kan zijn vandaag.’
‘Helaas, we zijn allemaal eindij,’ zei Tjeepie. ‘Je hoort het toj, er is alweer rotzooi in de stad.’
‘De mens wil altijd rotzooi,’ zei Barrie. ‘Ik vraag me wel eens af of hij een schepsel van God is of van de duivel.’
‘Ik jeloof niet in de duivel. Missjien heeft de mens hem zelf uitjevonden en verklaart hij daarmee het feit dat hij niet perfect is.’ Met deze gedachte, waarover Barrie kon nadenken, liet ze hem alleen. Ze zag hoe een paar meeuwen plaatsnamen op zijn bronzen fallus.
Op straat viel het haar direct op dat de mensen naar haar keken.
Bij een kiosk viel haar oog op de koppen in de krant en op de paginagrote foto op de voorpagina van Het Riool. Zij. Tjeepie. Een steen gooiend. Naast haar, maar kleiner, Turk. Ze begreep het meteen. Ze was écht een mascotte geworden. Een kenau. De Marianne van de Hollandse bevrijding. Trots keek ze naar haar portret.
Ze hoorde lawaai, nu dichterbij. Tjeepie ging erop af en zocht haar plekje tussen de oranjevierders, de Koninginnedag-verkopers en de eeuwig aanwezige leurders met tweedehands boeken op het Spui. Ze werd herkend, gefotografeerd en gefilmd alsof ze een filmster was. Ze was trots. En blij.
Opeens hadden de mensen ook belangstelling voor haar spullen.
De tijdschriften over filosofie vlogen weg. Ze verdiende geld. In een uur tijd was haar karretje leeg. En ze zette handtekeningen, net als vroeger.
Toen ze zelf niets meer te verkopen had, hielp ze de verkopers van oude boeken. Het kon niet schelen wat het was, als zij er een handtekening in zette, werd het druksel verkocht. Alles wat Tjeepie aanraakte, veranderde in goud. Zelfs de stapels onverkoopbare boeken van Willem Frederik Stermans en Simon Pestwijk, in alle mogelijke edities massaal in de kraampjes op het Spui aanwezig, vlogen weg, met háár handtekening.
Opnieuw voelde ze zich de koningin van lezend Nederland.
Hoofdstuk 59 (wordt vervolgd)
Adriaan en de anderen: Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90 te bestellen via de plaatselijke boekhandel of via ► Bol.com
E-mail: merelvandergracht X kempis.nl ( X = @ )
kempis.nl poetry magazine
More in: -Adriaan en de Anderen
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature