LANDVERBEUREN (64) DOOR TON VAN REEN
Geen mens wist waarnaar die jongen nu eigenlijk op weg was. Er werd gezongen. Een lied over dood, bederf en vergankelijkheid die oplosten in de stralende zon van God. God, die daar ergens in Zijn hoge toren zat en iedereen woog naar eigen goeddunken. Zo leerde het de Kerk. Aan deze God kon men enkel ontkomen door Zijn wraak niet op te roepen, onopvallend te zijn en Zijn geboden te respecteren.
Na afloop van de dienst trok het dorpsvolk in een rij langs de kist en wierp een laatste blik op het vergelende gezicht van de jongen. Deels door het wegtrekken van het bloed uit zijn hoofd, deels door het schijnsel van het kaarslicht dat zijn kist omgaf. Hij lag daar deftig te slapen en trok zich geen zier aan van al dat volk rond zijn lijf. De kraaien stonden rond de kist als een macabere garde. Ze jankten zo hard ze maar konden. Was het om aan iedereen te laten zien dat ze uitstekende kraaien waren die men ook bij een volgende gelegenheid zou kunnen inhuren? Wanneer een van de andere dorpelingen aan het definitieve einde met zijn ziel onder de arm de weg naar de hogere sferen zou inslaan, zou hij weer worden bijgestaan door hun bezwerende gekerm. Ook de heiligen die daar in zo’n groot aantal in de kerk verzameld waren, moest het gejammer van de vrouwen opvallen, maar ze hielden hun gipsen en houten koppen dicht. Ze wisten van geen emotie meer. Toch moest de meesten van hen gedurende hun leven een grote mate van arrogantie, waanzinnigheid of zelfkwellerij eigen zijn geweest. Het huilen van de kraaien kwam vooral voort uit de macht der gewoonte. Vooral bedoeld om de rouw van de nabestaanden en de gemeenschap uit te drukken. En om de naasten medeleven te betuigen. In dit trieste geval was dat enkel de timmerman die naast de kist stond, bedrukt en meer ingetogen dan men van hem had verwacht. Trok hij het zich toch aan dat hij zijn jongen zo stil en definitief aan de dood moest overgeven? De mensen gaven hem een hand om hem te condoleren. De kinderen die langs de baar trokken, begrepen niet dat de jongen nooit meer uit de kist zou komen. En dat mooie hemd had hij zeker geleend van de heks Josanna, die zelf ook wel eventjes in de kist zou willen liggen. Als ze alléén in de kerk was geweest, zou ze er zeker in zijn geklommen. De kleine Irma zag nauwelijks verschil tussen deze dode jongen en een mooie slapende pop. Ze danste rond de kist en keerde zo vlug mogelijk terug naar haar bank, waar ze stille spelletjes deed om de tijd te doden. Aan haar zusjes liet ze de mooie dingen zien waarmee de zak van haar jurk vol was. Mooie stenen die de anderen voor één keer vast mochten houden. Glazen marbels die zo mooi en opwindend leken te leven dat de vlam in hun hart eruit leek te springen, zodat Irma het soms uitschreeuwde van opwinding. Waarna de slager haar met een draai om de oren tot rust maande, wat het meisje tot snikken aanzette.
Ton van Reen: Landverbeuren (64)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van