LANDVERBEUREN (20) DOOR TON VAN REEN
De wonderen bleven uit. Tot grote droefenis van het dorp ging iedere zieke die zijn hulp inriep tóch dood. Tot helemaal heilig zou de gelukzalige het nooit kunnen brengen als hij het zo duidelijk liet afweten, ook al droeg hij op zijn portret reeds een aureool van wit licht. Hij leek voorgoed ingeslapen op het kerkhof van Solde, tussen bemoste muren en groene linden. Een zware, natuurstenen tombe, hem geschonken door het dorp, drukte zijn lijf steeds verder het grondwater in. De geur van heiligheid waarnaar hij zijn hele leven had gestreefd, bleek hem verder koud te laten. Misschien had hij zich daar in die bossen, waar nooit iemand hem zag, toch vaker afgetrokken dan voor een echte heilige mogelijk werd gehouden. De in het zwart geklede vrouwen kregen het algauw warm in de kleine kamer van de jongen. Toen het zweet hun uitbrak, vonden ze een oplossing door de zieke jongen met bed en al naar buiten te verplaatsen. Enkelen namen hem op bij armen en benen en droegen hem door de werkplaats naar buiten, terwijl de anderen het bed door het raam naar buiten wurmden. Ze zetten hem op een mooie plaats in de schaduw van de meidoorn. Voor het kind was het daar een stuk beter dan in zijn benauwde kamer. Met zijn door koorts halfblinde ogen keek de jongen om zich heen. Zocht naar dingen die hij kon herkennen, maar hij slaagde daar niet in. Hij viel in slaap, moe van het licht dat, na een wekenlang verblijf in een donkere kamer, vol geweld op hem afkwam. Een schijnslaap. Het soort slaap waarin ook opoe Ramesz voortdurend verkeerde.
Jacob Ramesz droeg haar naar buiten en zette het uitgeleefde vrouwtje in een rieten leunstoel. Aan het kindse wijfje was niet meer te zien of ze sliep of wakker was. Als ze niet in haar stoel zat, lag ze in bed; meestal had ze een onwezenlijke glimlach op haar gezicht. Haar ogen stonden altijd open. Ze had het altijd koud, in zomer en winter. Zelfs bij deze hoge temperaturen klopte ze de vlooientemmer de laatste centen uit de zak voor de aanschaf van kolen voor haar voetstoofje. Jacob zette het stoofje vol gloeiende vetkool onder haar voeten en hing er haar rokken overheen. De warmte trok in haar kleren. De rook kroop tussen kraag en mouwen in kleine kringetjes naar buiten, zodat het leek of ze in brand stond. Ze lachte erbij. Kon niets anders meer dan lachen. Alle andere dingen die haar ooit hadden beziggehouden was ze zo goed als vergeten. Niets hinderde haar meer. Zo ging dat met een oud mens dat zelfs haar herinneringen verloren had en dat niet eens meer zag wat er om haar heen gebeurde. Ze had er geen notie van dat op een paar passen afstand een jongen lag te sterven. Een kind dat nog een heel leven voor zich zou moeten hebben, een leven om te vullen met al de dingen die opoe alweer kwijt was. Haar bleef alleen een doelloze vrolijkheid over. Zo gerust als opoe Ramesz waren ook de drie jongere zusjes Azurri, die in de spoelbak van de pomp speelden. Naakt. Hun kleren lagen in het gras. Ze sloegen in het water of ze lagen languit in de drinkgoot en schreeuwden om het hardst. Zonder ook maar een moment te denken aan de jongen die ze zo goed kenden en met wie ze zo vaak samen waren geweest. Huid aan huid. Een paar weken geleden konden ze hem nog nauwelijks missen in hun spel. Nu waren ze hem al haast vergeten, omdat zijn lijf al bijna dood was.
Ton van Reen: Landverbeuren (20)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van