Esther Porcelijn: WZDOJ? In de trein
Esther Porcelijn
WZDOJ?
In de trein.
Twee dames voor mij bespreken hun zorgen: “..Dus ík zeg tegen haar, je moet je kind juíst even laten huilen, anders raakt ze te gewend aan haar moeder die bij elke kik op haar afrent. Kinderen kunnen met je sollen hoor. Nou, wat ik tóen toch over mij heen kreeg! Dus ik zeg, kijk, het is maar míjn mening hoor. Ik denk dus, even tussen ons, dat ze echt overbezorgd is. Komt door de band met haar eigen moeder enzo.”
De andere vrouw antwoordt: “Maar, dan denk ik toch, waarom voel jij de behoefte om haar iets te vertellen over haar kind? Wat zegt dat over jou en jouw band met je moeder? Ik vraag het mij gewoon af hè, mijn mening.”
Ergens tussen de weilanden en de vrouwen vraag ik mij af of het waar is dat wat jij vindt van anderen en de wereld, meer zegt over jezelf dan over die wereld of die anderen.
Zou het?
Zou het zo zijn dat de tuttigheid waarin ik die vrouwen neerpen iets zegt over mij? Ben ik tuttig? Of juist bang voor tuttigheid? Moet ik daar dan iets aan doen?
Hoe wij kijken, waar onze aandacht naartoe gaat, zegt wellicht iets over onze interesses. En, filosofisch gezien, is er wat voor te zeggen dat wij zelfs alles wat wij zien/proeven/voelen, en waar wij een begrip van vormen, meer zegt over ons kenapparaat en onze hersens dan dat wij werkelijk alles waarnemen als exact beeld van de werkelijkheid. Wij kunnen bijvoorbeeld geen tijd waarnemen, maar wel verandering. Het feit dat we een concept vormen van tijd zegt iets over ons interne systeem (dat concepten op waarnemingen plakt), maar weinig over de ‘echte’ werkelijkheid.
Zou kunnen.
Maar, als je dit doortrekt dan is al onze beleving een gevolg van dit interne systeem. Al is het niet zo dat een Kantiaan je ooit, als je huilt om een zielige dierenreclame, zal beschuldigen van het bezitten van een eigenaardige verstandscategorie (interne concepten).
Het gaat hier dus niet om filosofie maar om psychologie.
Let op: De grond is hier ijskoud!
Mensen die deze: “Wat Zegt Het Over Jou”-methode toepassen bedoelen meestal dat het aanwijzen van een probleem met een ander mens, of fenomeen, in het leven iets zegt over jouw eigen angsten en problemen en dat heftige reacties op bepaald gedrag vaak wijzen op het feit dat je zelf misschien bang bent dat je zulk gedrag vertoont. Dat je iets stiekem herkent, of indirect reageert op een ander iemand uit je verleden (vader, moeder, opa). Dat je dit conflict van vroeger, dit trauma, projecteert op de persoon of het fenomeen in het heden.
‘Projectie’ is een woord wat heel veel gebruikt wordt in dit soort gesprekken. De mensen die deze WZDOJ-methode veel toepassen hebben namelijk allemaal een abonnement op het Psychologie Magazine.
Een paar voorbeelden:
Stel, je haat katten.
Vroeg of laat zal iemand vragen waarom je katten haat.
Je antwoordt dat je niet houdt van haren op je kleren en dat je hun scherpe nagels naar vindt.
De gesprekspartner zal dan vragen of er ooit iets in je leven is gebeurd (bij voorkeur in de jeugd) waardoor je nu deze gevoelens ervaart.
Dit geval is nog te doen want, inderdaad, je opa had een valse kat. Zelfs als je niet weet waarom je katten niet mag vind je het nog geen extreem domme vraag.
Dan, valt je bij het eten met vrienden in een restaurant op dat de ober heel gehaast is en amper aandacht aan je besteedt. Hij zegt niet eens ‘tot ziens’ nadat je de rekening hebt betaald.
Je vindt dit onbeleefd en klaagt erover bij je vrienden. Een vriend merkt op dat het restaurant erg vol was en dat de ober misschien met zijn handen in het haar zat door het harde werken. De vriend vindt dat jij het gedrag te snel als onbeleefd hebt afgedaan. Jij antwoordt dat je toch betaalt in een restaurant voor het eten en dat de aandacht van het personeel daarbij hoort. De vriend zegt nu dat de aandacht nu eenmaal niet altijd naar jou gericht kan zijn en hij vraagt zich af wat dit over jou zegt dat jij deze behoefte wel schijnt te hebben.
Dit laatste voorbeeld is meer een interpretatie en inlevingskwestie. Die vriend leeft zich in, jij niet. Dan nog is het zeer vervelend dat die vriend de bal naar jou kaatst en vraagt wat dit over jou zegt. Je vraagt je toch af waarom hij dit zou vragen, een ober hoort toch beleefd te zijn?
Nu, je bent zo iemand die weinig warme gevoeld koestert ten opzichte van het huwelijk.
Een vriendin van je gaat trouwen en, ondanks dat je blij bent voor haar, begrijp je werkelijk niets van die keuze, waarom zou iemand in deze tijd nog trouwen?
Je deelt je twijfels over de idee huwelijk met je vrienden en een vriendin merkt op dat dit wellicht iets over jou zou kunnen zeggen. “Ben jij zelf bang voor een commitment”, vraagt ze. Je zegt dat je denkt van niet, dat je gewoon niet snapt dat twee mensen zo’n ouderwetse afspraak nodig hebben om hun liefde te bevestigen. Je vriendin begint uiteraard weer te morren en zegt: “Klinkt toch als een indirecte vorm van bindingsangst hoor!”
Bij dit laatste voorbeeld is het zo vervelend als iemand deze methode toepast omdat je dus het hele inhoudelijke gesprek niet meer kan voeren. Je staat schaakmat. Wat je nu ook zegt, het zal allemaal een bevestiging zijn van haar vermoedens en diagnose: Bindingsangst. Zal wel.
Dan heb je nog de allerergste vorm: Het soort mensen dat minstens 5 jaar een abonnement heeft lopen op het Psychologie Magazine en de drang niet kan weerstaan om, als iemand anders in de ruimte de WZDOJ-methode heeft uitgekraamd, zelf nog even extra toegepast zegt: “Maar, wat zegt dit over jou dat jij zo begint over de achterliggende redenen van iemands gedrag?”
De opmerking lijkt scherp maar wordt jammer genoeg altijd net iets te schertsend gebracht, met een blik waaruit blijkt dat deze persoon zichzelf zeer opmerkzaam vindt, waardoor het heel naar wordt. Daarbij is het hier een retorisch trucje.
Laatst was ik op een feest en mijn vriendje had een enorme mep op zijn hoofd gekregen. Hij moest naar huis want hij knoeide bloed over de dansvloer.
Ik ging, ondanks dat ik nog wel zin had om te dansen, met hem mee naar huis.
Om afscheid te nemen van twee vriendinnen ging ik terug de dansvloer op. Ik riep dat ik naar huis ging. “Wat? Nu al??” vroeg de ene. Ik zei dat ik met mijn vriendje echt naar huis moest. “Oja!”, zei ze, “jij hebt natuurlijk een relatie!” Ik zei dat ik het zelf ook fijn zou vinden als hij met mij mee zou gaan als ik in die situatie zou zitten. Zij riep meteen uit, met de armen in de lucht op de dancemuziek: “God, wat ben ík blij dat ik geen relatie heb!” De andere vriendin riep mee. Ik kon niets meer zeggen. Ik wilde heel graag zeggen dat deze opmerking betuigt van exact het omgekeerde en dat iemand die zo’n opmerking maakt het allerliefste een vriendje zou willen hebben. Inclusief IKEA-huis met twee labradors, en wel zeven abbonementen op elke vorm van Libelle of psychowhatever, dat dit haast wel haar allergrootste droom moet zijn.
Maar ik zei het niet. Het deed pijn maar ik hield mij in.
De vraag is dus wat je aan dit fenomeen kan doen. Hoe krijgen we deze vreselijke methode van de aardbodem? Moet er wel iets aan gedaan worden?
Wat kun je nog zeggen op zo’n moment, misschien is er geen goed antwoord op de WZDOJ-methode te geven.
Is het een interessante vraag naar de fundamenten van de menselijke intentie of is het een retorisch trucje?
Wat zegt het?
Het zegt iets over mij dat ik inschat dat het nog meer over jou zegt. En zo zeggen we dingen over elkaar, prima.
Wat het over mij zegt dat ik hiermee zit?
Of ik iets heb meegemaakt waardoor ik nu..
Ja, inderdaad. Heb een enorm trauma.
Veel te groot om over te schrijven, letterlijk. Past niet op dit vel/scherm.
Gigantisch!
Esther Porcelijn: WZDOJ?
Eerder gepubliceerd in: Univers Blog
photo: fleursdumal.nl
fleursdumal.nl magazine
More in: Archive O-P, Porcelijn, Esther, Porcelijn, Esther