J.H. Leopold gedicht: Paul Verlaine
J. H. L e o p o l d
(1865-1925)
P a u l V e r l a i n e †
I
Men mocht wel willen in donzen woorden
van hem te horen, nu hij pas
dood is en wat zijn leven was
voor ‘t eerste stil gaat worden; stoorden
nu woorden niet in zijn beginnen
der vredigheid hem toegebracht
en in de schuwe ernst betracht
door ons, die ons willen bezinnen
over het sidderende, dat wij vonden
in ons; zó het opeens lag neer
in donker, lijden van een zeer
verborgen iets en zeer geschonden.
II
Hoe zoet gesloten, toegesloten
en goed geborgen in donkernis
buiten, waar lente komende is
met regen onder de lucht de blote
een man, die heeft zijn afgewende
leven stil voor zich heen gevoerd,
een povere maar een ontroerd
tedere en hij in zijn ellende
was tot de enige zin gekomen
des levens: dat wij wezen zouden
verscholen, in geduld gehouden
en wegverloren, zó eerst vromen.
Een wijze – en om de dode is veel
van zoetheid en mijmering gebleven
en het bemoeien en dóórleven
der mensen heeft aan hem geen deel.
Januari 1896
J.H. Leopold gedicht: Paul Verlaine (1844 – 1896)
k e m p i s p o e t r y m a g a z i n e
More in: Archive K-L, Leopold, J.H., Verlaine, Paul