LANDVERBEUREN (68) DOOR TON VAN REEN
Hoofdstuk 10
De schemering viel vroeg in. In deze tijd van het jaar werden de dagen vlug korter. De vogels zochten hun slaapplaatsen op. Duiven streken neer op het wit bescheten houtwerk van de klokkenstoel en onder de uitbouwsels van de toren. Merels doken onder in de struiken rond de caféhof en in de tuintjes achter de huizen. Kauwen zochten hun vaste plekken bij koude schoorstenen. Daarentegen sloeg een enkele uil, die de hele dag slapend in het veilige donker van een schuur had doorgebracht, traag zijn vleugels uit en bereidde zich voor op een nachtelijke strooptocht. Hoorde reeds het ritselen van een horde klein ongedierte in de bouwvallen van Chiles Plaats.
In de beschutting van de schemer waagden de brutaalste ratten zich al buiten hun schuilplaatsen. Ze slopen langs de muren in de richting van de schuren en kelders, waar het eten hen lokte. De buizerd zou hen zo in hun nekvel kunnen grijpen. Tot hun geluk had de roofvogel zich al volgevreten en besteedde hij geen aandacht aan hen. Bovendien treurde het dier om het verdwijnen van de jongen. Boven de pompbak danste een wolk muggen. Soms schoot er een zwaluw doorheen, die een ravage aanrichtte. Onmiddellijk daarna herstelde de wolk zich en danste vrolijk verder.
Het was stil geworden op het plein. De fanatiekste spelers die zich met landverbeuren bezighielden, lieten zich door het donker niet verdrijven, maar het merendeel der mannen zat al in het café. Sommigen speelden biljart. De meesten hielden zich op rond de bar, hangerig, steunend op de ellebogen. Zwijgend bier of jenever drinkend verloren ze geen moment de cafémeid uit het oog. Het zicht op haar wekte dromen op van dingen die voor hen onmogelijk waren. Soms stonden ze gewoontegetrouw op en slenterden naar de pisbak, spuwden in het gorgelende putje en vloekten voor zich heen. Er groeide kort, donkergroen mos tussen de richels van de waterplaats. Het zag kans hier en daar omhoog te kruipen langs de muur. Waar het tot ooghoogte geklommen was, had het kleine, vettige bloemen achtergelaten die zich zelfs niet door pis lieten verdrijven. Soms troffen een paar mannen elkaar bij de pisbak. Ze wisselden wat schunnige opmerkingen over Céleste. Woorden die aan de bar niet gezegd konden worden omdat ze daar ongehoord waren. Over haar tieten, haar kont. Haar hele lijf bespraken die kerels en dan liep hen het water uit de mond. Soms praatten ze nog even over andere dingen die hen samen interesseerden. Maar de meesten waren elkaar zo vreemd, ook al woonden ze hun leven lang in hetzelfde dorp, dat ze elkaar niets toevertrouwden. Nooit veel verder kwamen dan gemeenplaatsen in hun gesprekken en dan weer terugvielen op steeds hetzelfde onderwerp: die meid. Dan lachten ze zo schunnig luid dat zelfs Kaffa, die onder de meidoorn zat, hen nog goed kon horen.
Ton van Reen: Landverbeuren (68)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van