LANDVERBEUREN (43) DOOR TON VAN REEN
Alleen Céleste schrok. Ze liep door de hof van het café om de lege glazen bij de kaarters op te halen. De kreet sneed rauw door haar lijf. Werktuiglijk, alsof een onzichtbare hand haar voortduwde, liep ze het plein op. Waar ze stilstond, uit afkeer van de kraaien. Hoewel het haar even leek of haar benen niet vooruitkwamen, werd ze als door een magneet naar de jongen getrokken.
Struikelend over haar onwillige voeten naderde ze het ziekbed, waar de kraaien pogingen ondernamen haar bij het kind weg te houden. Alsof ze bang waren dat de cafémeid iets kwalijks op de jongen zou overbrengen. De adem van de duivel of iets dergelijks. Ze stelden zich in kordon rond het bed op, schouder aan schouder, de armen afwerend vooruit. Maar met al de kracht die haar verlangen haar ingaf, duwde Céleste de kraaien aan de kant. Knielde, om dichter bij de jongen te zijn, naast het bed. Greep zijn hand en luisterde naar zijn adem. De pastoor, half ontnuchterd door het zicht op de cafémeid, stond haar toe te blijven. Tot ergernis van de kraaien leek hij geen hinder van haar frivole aanwezigheid te hebben, ook al knipperde hij vreemd met zijn ogen en schuurde hij met zijn onderbuik tegen de opstaande rand van het bed om zijn steigerende geslacht in bedwang te houden. Hij haalde breed uit, sloeg een kruisteken in alle windrichtingen en ging krachtig verder met zijn gebed, waar niemand iets van verstond. De ogen naar de meidoorn en de hemel gericht om niet in verzoeking te worden gebracht door het zicht op Céleste, haar huid, haar borsten.
De kraaien, die begrepen dat ze die meid toch niet meer konden verjagen, zonken weer op hun knieën. Terwijl de pastoor zijn gebeden sprak, kwamen er zo nu en dan begrippen in hem bovendrijven die, anders dan de kerktaal, wel duidelijk verstaanbaar waren voor hen die naar hem luisterden. Zoals `wijn’, `superplie’ en `die verrekte hitte’. Geen van de kraaien begreep wat dat met de gebeden te maken had. De pastoor kende de gebeden der stervenden vanbuiten. Hij had immers al voor zoveel gelovigen, dood of levend, dit ritueel verricht. Het ene gebed na het andere ratelde hij volgens voorschrift af. Zonder zelfs maar na te denken over wat hij zei. Telkens als hij inhield om op adem te komen, grepen de kraaien hun kans hem te overstemmen en dreunden in koor een andere reeks gebeden op. Steeds harder. Omdat de pastoor hen niet eens leek te horen, probeerden ze steeds krachtiger boven zijn stem uit te komen. Want ook de kraaien kenden hun gebeden der stervenden uit hun hoofd. Ook zíj kenden hun rol. Toen ze dan ook in de gaten kregen dat de pastoor hen niet eens wilde horen, kweten ze zich van hun plicht zonder zich nog langer om de man te bekommeren. De priester leek energie te verliezen. Zijn stem liet hem in de steek en hij struikelde steeds vaker over zijn woorden. Hij had maar één wens in gedachten: terug naar zijn pastorie. In de veilige koelte. Tussen zijn gipsen en houten heiligen. Die lieten het wel eens afweten waar het hun plicht betrof, maar ze waren nooit zo lastig als dit stelletje fanatieke doodbidsters. Soms kwam de stem van de pastoor nog even opzetten, alsof hij poogde het stelletje kwezels tot de orde te roepen. Zo ontstond op het plein een godsdienstige orgie waarbij de deelnemers elkaar zo veel mogelijk trachtten weg te spelen, om een zo groot mogelijk aandeel te hebben in het naar de hemel bidden van de jongen. Een toevallige voorbijganger zou niet in de gaten hebben dat daar een kind op sterven lag. Hij zou denken dat een groepje reizende acteurs wat reclame stond te maken voor de komende voorstelling.
Ton van Reen: Landverbeuren (43)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van