LANDVERBEUREN (40) DOOR TON VAN REEN
Ook de vier kaarters in de caféhof waren stil. Dat groepje dorstige mannen, de een wat grauwer dan de ander. Elke dag weer stonden ze tegenover elkaar in het strijdperk. De een met wat meer venijn dan de ander, de ander met verborgen kaarten in de hemdsmouwen. Ze waren op dit uur van de dag al zo dronken dat de kaarten als vanzelf tussen hun vingers weggleden.
Het spel stokte. Op hun stoelen bogen ze naar elkaar toe. Ze leken elkaar in de ogen te willen kijken, maar die waren al haast dicht. Alleen de pijpen hielden ze nog ferm in hun mond. Ze zogen eraan als kinderen aan de fles. Langzaam zakten hun hoofden op tafel. Naar elkaar toe, als jonge dieren in hun nest, die zich in hun slaap aan elkaar vasthielden. Nu het hele dorp leek te slapen, was Kaffa de laatste die wakker was. Hij had geen slaap. Hij gaf nooit aan slaap toe, enkel als hij het nodig vond. Dat was alleen ‘s nachts. Terwijl hij de laatste slok bier uit de fles dronk, zag hij dat de zon vormloos tegen een waterblauwe lucht stond. Hoekig. Alsof hij niet echt was, maar mooi was getekend door de kleine Irma Azurri, die hem zelf ook tegen de hemel had geplakt. De hitte werd ondraaglijk. Kaffa zweette hevig. Zijn huid jeukte, alsof hij onder de schurft zat. Hij kreeg de pest in. Tegen deze hitte kon hij zich niet verweren. Wat hem een machteloos gevoel gaf. Bovendien werkte dat hele slapende zootje op zijn zenuwen. Hij zag dit dorpsvolk te veel.
Nu ze allemaal sliepen, vond hij dat ze er nog beroerder uitzagen dan ze al waren. Nog eigenwijzer. Nog harder, met die verbeten trekken op hun gezichten. Hij stond op en liep een rondje om het plein. Zelfs de vogels hadden zich vanwege de hitte teruggetrokken. Kon je er anders tientallen tellen op het plein, nu was er niet één te zien. Terwijl Kaffa de schuur van Chile voorbijliep, zag hij de ezel van Elysee. Het dier stond in de volle zon, net of het er geen last van had. Van de waarzegger geen spoor. Had hij zich in zijn kamer teruggetrokken? Kaffa passeerde het bed. Zag de smalle handen van het kind, die zo blank als was op de beddensprei lagen. Het kind bewoog niet. Zo zag een stervende er dus uit, bleek en dun. De kraaien schoten op uit het gras en stelden zich afwerend op rond het bed. Ze bliezen woedend naar Kaffa, als opgewonden katten. Net of hij een besmettelijke ziekte had waartegen ze de jongen moesten beschermen.
Ton van Reen: Landverbeuren (40)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van