Landverbeuren (08) door Ton van Reen
HOOFDSTUK 2. Slager Azurri stond voor zijn winkel. Breeduit. Een vals lachje op zijn gezicht. In zijn handen een spekmes dat flikkerde in het zonlicht terwijl hij het wette op de granieten dorpel. Het veroorzaakte een snerpend geluid, waarvan de tanden je uit de bek vielen. Kaffa hield zijn mes in de aanslag. Zijn hart bonkte hoog in de keel. Die vent met die rotsmoel zou het wel eens op hem gemunt kunnen hebben. Hij haatte de slager. Tenslotte had de man nog pas gisteravond gedreigd hem het dorp uit te gooien. Wie met beesten omgaat, gaat erop lijken, zei men. Deze woorden sloegen zeker op Azurri. Al had hij een vrouw die er best wezen mocht en kinderen die juweeltjes voor de ogen waren, zelf had hij het voorkomen van een varken. Een rond en goed gemest zwijn met de kop van een kampioensbeer.
Azurri zag Kaffa, maar keek over hem heen. Hij deed of die kerel lucht voor hem was. Gisteravond had die gek een berg geld bij zich gehad. Toen was hij doorgezakt in de kroeg. Hij had voor zijn doen een meer dan gewone hoeveelheid jenever door zijn keel laten lopen. Daar had de slager van staan te kijken. Normaal had die gek nooit geld op zak. Hoe kwam hij aan zoveel poen? Dat kon nooit in de haak zijn. Aangeschoten en nogal vrolijk was Kaffa met de dorpelingen gaan praten. En ook met de slager, met wie hij anders nooit een woord wisselde. Die pikte dat niet. In een overmoedige bui had Azurri gedreigd Kaffa het dorp uit te gooien. Het was net niet tot vechten gekomen omdat die cafémeid ertussen was gesprongen. Ook wel omdat de slager, hoewel hij dat nooit zou toegeven, weinig zin had met de vuisten van Kaffa kennis te maken. Tenslotte was die vent ijzersterk. En niemand was gevaarlijker dan een dronken gek. Wie in dit dorp durfde in zijn eentje Kaffa aan te pakken? In heel Solde toch niemand zeker! Je moest bezopen of krankzinnig zijn, alleen al om erover te praten. Legde je Kaffa wat in de weg, dan had je zelf kans eronderdoor te gaan. Misschien zou die knaap wel uit zichzelf oprotten. Op een goede dag moest het hem toch gaan vervelen om daar maar onder die boom te zitten en met zijn mes te spelen. Waarom zat hij altijd op het plein? Dag en nacht zat hij onder de meidoorn. Als een koning. Zich heel goed bewust van het feit dat hij kampioen landverbeuren van Solde was. Bijna doorlopend speelde hij met zijn mes. Een uitdaging voor het hele dorp, vooral voor de slager, die zelf graag kampioen zou willen zijn. Azurri, die ook goed met een mes om kon gaan, zou best een partijtje landverbeuren tegen Kaffa willen spelen, alleen al om hem eens goed af te troeven.
Dat uitgerekend die gek de beste speler van Solde was, moest maar eens afgelopen zijn. Vooral sinds die cafémeid zich het lot van Kaffa aantrok, was hij niet meer van het plein af te branden. Wat zag zo’n meid in die vent? Die twee gingen al lang met elkaar om. Kon je dat vrijen noemen? Zou Kaffa daar behoefte aan hebben? Was hij wel eens geil? Zou Céleste wel eens wat uithalen met hem? Toch een stuk om van te watertanden, die meid. Ze zou elke rijke vent aan de haak kunnen slaan. Kerels met duiten wilden best een mooi wijf om mee te pronken. En een mooi wijf, dat was ze. Wat een tieten. Wat een lijf. En dan die bek. Een prachtige, brutale bek. Vreemd dat die meid er niet naar taalde om haar kansen op een mooi en gemakkelijk leven te grijpen. Ze bleef in Solde hangen, alsof daar de wereld voor haar ophield. En als er al een kerel naar haar lonkte, deed ze of hij lucht was. Kaffa zag dat hij op dit moment geen gevaar van de slager te duchten had. Terwijl hij Azurri goed in de gaten bleef houden, ging hij verder met het spel. Mikte het mes in het land van de linkerhand en pikte een flink stuk in ten gunste van de rechter.
Ton van Reen: Landverbeuren (08)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van