Landverbeuren (05) door Ton van Reen
Met tegenzin maakte hij zich los uit de ranzige lucht van de stallen en liep het erf op, met doorzakkende knieën. Droeg bussen melk naar de straatkant en joeg de koeien de stal uit. Ook de beesten leken er weinig voor te voelen om buiten te komen. Ze bleven liever hokken in de zure lucht van stront en kaas, met in hun dikke koppen de dromen van meer gras en minder melk. Maar de boer kende de gevoelens van de koeien niet en sloeg met een knuppel op hen in. Ze sprongen de poort uit en draafden onder klaaglijk geloei het plein op, gras en klaver martelend met hun grove hoeven. Het lawaai van de koeien bracht de alledaagsheid terug op het plein, waardoor Kaffa tot zichzelf kwam en de mist uit zijn kop verdween.
Hij was verbaasd over de toestand waarin hij zichzelf aantrof. Was er niet eens meer zeker van of hij het kind echt had horen schreeuwen. Van het ene op het andere moment eisten de koeien zijn aandacht op. Hij veegde de tranen van zijn gezicht, vergat zelfs Céleste, holde naar de beesten en pompte de drinkgoot vol water. Hij schreeuwde vrolijk tegen de koeien, blij als hij was dat hij hen na een lange nacht terugzag. Zo dom als ze waren, leken de beesten de slagen alweer vergeten. Ze zopen hun pensen zo barstensvol dat het water door hun neusgaten naar buiten liep. En ze zeikten onophoudelijk. De grond rond de pomp, in zijn bed van blauw graniet, was zo door zeik verzuurd dat er geen gras of klaver meer wilde groeien.
Voor de rest liet het groen zich door niets weerhouden om dicht en kleurig over de rest van het plein te golven, tot in de caféhof en de kerktuin toe. Hier en daar overwoekerd door boterbloemen en weegbree, klaver en dovenetels. Soms kale stukken waar de dorpelingen hun spelletjes deden, zoals landverbeuren. Nadat de koeien hadden gezopen, keerden ze zich van de drinkbak af en werden door de boer naar het weiland gedreven.
Kaffa liep terug naar zijn plaats onder de meidoorn. Hij zag dat Céleste naar hem keek vanuit de deuropening van de kroeg. Hij zwaaide naar haar, om haar te laten zien dat alles met hem weer in orde was. De mooie ochtend deed hem goed. Hij riep de vogels bij de namen die hij hun ooit gegeven had. Ze herkenden hem, de kraai Jessie, de merel Rosa en het hele zootje duiven en mussen. Ze kwamen op zijn schouders zitten en pikten in zijn haren. Bij hem voelden ze zich veilig voor de buizerd in de meidoorn en voor de eksters die vanuit alle hoeken van het plein naar hen loerden. Ze kwamen met zovelen op hem af dat hij in een haag van vogels rond het plein wiekte, alsof hij zelf vleugels had gekregen. Hij voerde de duiven handenvol graan dat hij in een schuur had gejat. Gooide de merel en de lijsters wormen toe die hij in de klei langs de rivier had uitgespit en in een tabaksblik bewaarde. De vogels lieten hem pas met rust toen ze hem helemaal hadden leeggeplunderd.
Ton van Reen: Landverbeuren (05)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van