In this category:

    FICTION & NON-FICTION - books, booklovers, lit. history, biography, essays, translations, short stories, columns, literature: celtic, beat, travesty, war, dada & de stijl, drugs, dead poets
    FICTION & NONFICTION ARCHIVE
    Archive K-L
    FICTION & NON-FICTION - books, booklovers, lit. history, biography, essays, translations, short stories, columns, literature: celtic, beat, travesty, war, dada & de stijl, drugs, dead poets
    EXPRESSIONISM, DADA & DE STIJL, SURREALISM
    De Stijl
    FICTION & NON-FICTION - books, booklovers, lit. history, biography, essays, translations, short stories, columns, literature: celtic, beat, travesty, war, dada & de stijl, drugs, dead poets
    EXPRESSIONISM, DADA & DE STIJL, SURREALISM
    FICTION & NON-FICTION - books, booklovers, lit. history, biography, essays, translations, short stories, columns, literature: celtic, beat, travesty, war, dada & de stijl, drugs, dead poets
    NONFICTION: ESSAYS & STORIES
    Jef van Kempen

New on FdM

  1. Bluebird by Lesbia Harford
  2. Prix Goncourt du premier roman (2023) pour “L’Âge de détruire” van Pauline Peyrade
  3. W.B. Yeats: ‘Easter 1916’
  4. Paul Bezembinder: Nostalgie
  5. Anne Provoost: Decem. Ongelegenheidsgedichten voor asielverstrekkers
  6. J.H. Leopold: O, als ik dood zal zijn
  7. Paul Bezembinder: Na de dag
  8. ‘Il y a’ poème par Guillaume Apollinaire
  9. Eugene Field: At the Door
  10. J.H. Leopold: Ik ben een zwerver overal

Or see the index

All categories

  1. AFRICAN AMERICAN LITERATURE (12)
  2. AUDIO, CINEMA, RADIO & TV (217)
  3. DANCE & PERFORMANCE (60)
  4. DICTIONARY OF IDEAS (202)
  5. EXHIBITION – art, art history, photos, paintings, drawings, sculpture, ready-mades, video, performing arts, collages, gallery, etc. (1,515)
  6. FICTION & NON-FICTION – books, booklovers, lit. history, biography, essays, translations, short stories, columns, literature: celtic, beat, travesty, war, dada & de stijl, drugs, dead poets (3,870)
  7. FLEURSDUMAL POETRY LIBRARY – classic, modern, experimental & visual & sound poetry, poetry in translation, city poets, poetry archive, pre-raphaelites, editor's choice, etc. (4,780)
  8. LITERARY NEWS & EVENTS – art & literature news, in memoriam, festivals, city-poets, writers in Residence (1,616)
  9. MONTAIGNE (110)
  10. MUSEUM OF LOST CONCEPTS – invisible poetry, conceptual writing, spurensicherung (54)
  11. MUSEUM OF NATURAL HISTORY – department of ravens & crows, birds of prey, riding a zebra, spring, summer, autumn, winter (184)
  12. MUSEUM OF PUBLIC PROTEST (144)
  13. MUSIC (222)
  14. NATIVE AMERICAN LIBRARY (4)
  15. PRESS & PUBLISHING (91)
  16. REPRESSION OF WRITERS, JOURNALISTS & ARTISTS (112)
  17. STORY ARCHIVE – olv van de veestraat, reading room, tales for fellow citizens (17)
  18. STREET POETRY (46)
  19. THEATRE (186)
  20. TOMBEAU DE LA JEUNESSE – early death: writers, poets & artists who died young (356)
  21. ULTIMATE LIBRARY – danse macabre, ex libris, grimm & co, fairy tales, art of reading, tales of mystery & imagination, sherlock holmes theatre, erotic poetry, ideal women (229)
  22. WAR & PEACE (127)
  23. WESTERN FICTION & NON-FICTION (22)
  24. · (2)

Or see the index



  1. Subscribe to new material: RSS

De Stijl & het station van Tilburg

Een verwijzing naar ‘De Stijl’ 

op het centraal station van Tilburg

door Jef van Kempen en Rolf Janssen

Eind december 1982 verscheen het tijdschrift Actum Tilliburgis, l3e jaargang nr. 4.  Het betrof een themanummer onder de titel “Anthony Kok Tilburgs dichter en denker”. Tevens werd dit artikel in eigen beheer uitgegeven met een speciale omslag. Het boekje trok landelijke belangstelling en was binnen enkele maanden volledig uitverkocht. Deze belangstelling is niet zo verwonderlijk: Antony Kok (1882-1969) die van 1908 tot aan zijn pensioen in 1943 werkzaam was aan het station te Tilburg en in 1914 bevriend raakte met Theo van Doesburg (1883-1931), stond met hem aan de basis van het tijdschrift De Stijl, waaraan eveneens mensen als Mondriaan, Huszár, Wils, Vantongerloo, Van ‘t Hoff en later Oud en Van der Leck hun medewerking verleenden.

In het gezelschap van beeldende kunstenaars en architecten was Antony Kok als dichter een wat vreemde eend in de bijt. Dit ondanks het feit dat in de aanvankelijke plannen die Kok en Van Doesburg smeedden, ruime plaats werd ingeruimd voor literatuur. De belangstelling van kunsthistorici heeft zich tot op heden veelal beperkt tot de beeldende en architectonische invloeden die De Stijl heeft gehad. De literaire zijde werd wel aangestipt, doch nauwelijks uitgewerkt. Daarbij komt wellicht ook nog een bijna traditioneel misverstand als zou er uit “het provinciale zuiden” geen cultuur komen.
Nu was er in dit geval wel sprake van een uitzonderingssituatie: de mobilisatie van l914-1918, die Tilburg in contact bracht met het ‘grootsteedse’ gebeuren, maar toch. . . Het was in ieder geval zaak om dit onbekende kunsthistorische aspect uit de vergeethoek te halen, c.q. een plaats te geven die het toekwam. Niet meer, maar zeker ook niet minder.
Al met al was er zo weinig bekend over Antony Kok, dat een onderzoek geheel vanaf het begin opgezet moest worden; d.w.z.: uitgaande van primaire bronnen, die gezocht en gevonden moesten worden in de plaats waar hij het overgrote deel van zijn leven (1908-1952) gewoond had. Deze primaire bronnen bestonden in Tilburg in de vorm van archiefgegevens, krantenartikelen en interviews met mensen die Antony Kok persoonlijk gekend hebben.
De hieruit resulterende, voorlopige, publikatie ontlokte aan dr. Carel Blotkamp de opmerking (tijdens een lezing in de aula van de Katholieke Hogeschool Tilburg op 21 april 1983) dat, hoe wonderlijk het nu ook mag lijken, inderdaad in Tilburg de basis is gelegd voor De Stijl.
Theo van Doesburg is tijdens de mobilisatiejaren 1914 en 1915 gelegerd in Alphen. Op zoek naar cultureel leven in Tilburg komt hij terecht bij Antony Kok, die op dat moment als klerk-telegrafist werkzaam is op het station. Zij sluiten vriendschap voor het leven. In brieven van Van Doesburg én van zijn tweede vrouw, Helena Milius, (die hij ook in Tilburg leerde kennen) wordt meermalen het station genoemd.
Bovendien verwijzen gedichten van Kok uit die tijd met titels als “Wisselwachter”. “Trein in landschap” naar de spoorwegen. Hetzelfde geldt voor Van Doesburgs gedicht “Trein” (1915). Zij organiseren in het pand Café-restaurant Albert Jansen (recht tegenover het station) zeker een tweetal soirees, waarbij Antony Kok piano speelt, Maurits Manheim zingt en Theo van Doesburg het literaire gedeelte verzorgt. Samen maken zij  plannen voor de oprichting van een kunsttijdschrift.

Een verwijzing naar ‘De Stijl’
“Je weet dat jouw oordeel mij altijd ‘t meeste waard is”, schrijft Van Doesburg vanuit Parijs op 11 april 1930 aan Kok in Tilburg. Op dat moment kunnen beiden terugkijken op een vriendschap die al ruim vijftien jaar standhoudt. Het citaat zegt genoeg over hoe bijzonder hun relatie moet zijn geweest. Van Doesburg, die midden in het Europese avant-garde-gebeuren staat en bevriend is met vele kunstenaars uit binnen- en buitenland, hecht de meeste waarde aan het oordeel van een spoorwegbeambte uit een middelgrote stad in het zuiden van Nederland. (uit: Marco Entrop, 1983).
Tijdens het onderzoek naar leven en werk van Antony Kok werd ons steeds duidelijker dat Tilburg blijvend herinnerd zou moeten worden aan de vriendschap tussen deze twee mensen én aan de kunst- en cultuurhistorische betekenis van hun ontmoeting.

Maar hoe? Waar? In welke vorm? Een “Monument” zou niet in de stijl van hen beiden zijn. Wellicht zou het dan ook weer té ver uit zijn verband gelicht worden.
Een subtiele verwijzing naar deze ontmoeting moest gerealiseerd worden. Dit zou kunnen gebeuren door een geringe ingreep, in- of toevoeging aan de architectuur van het huidige station, hoewel aanvankelijk ook nog de gedachten uitgingen naar het pand Tuinstraat 58, waar Antony Kok destijds woonde.
Dit huis (op de hoek met de Telefoonstraat) is in de zomer van 1983 grotendeels uitgebrand. Toch is het de moeite waard, dit pand op te knappen en een bestemming te geven, aansluitend op de geest van een van zijn vorige bewoners. Te denken valt aan atelierruimte, een ontmoetings- en/of informatiecentrum voor beeldende kunstenaars, schrijvers, architecten, musici e.d.

Toch kozen wij voor dít project: het station, dé plaats van de eerste ontmoeting tussen beide kunstenaars. Dé plaats ook van waaruit duizenden mensen De Stijl kunnen ontmoeten. Zonder de kunstenaars van De Stijl te associëren met het gebouw (en uiteraard ook omgekeerd) zou door het aanbrengen van de primaire kleuren in een deel van het gebouw, gecombineerd met een in de hal van het station aangebrachte tekst een en ander voor de reizigers duidelijk gemaakt kunnen worden.
Het plan, dat inmiddels is voorgelegd aan de directie der Nederlandse Spoorwegen, behelst het herschilderen in rood, geel en blauw van de masten aan de voor- en achterzijde van het gebouw en, kruiselings daarop, volgens hetzelfde principe, de drie stalen balken aan de voorzijde direct naast de hoofdingang, over het dak van de hal heen naar het 1e perron, en symmetrisch daaraan de stalen balken van de op het 2e/3e perron gelegen uitgang van de roltrap. Over de kleursterkte van de te gebruiken primaire kleuren is contact geweest met Sikkens, die o.a. de kleurenreconstructie van het “Aubetteproject” van Van Doesburg verzorgd heeft tijdens de in 1982 gehouden “De Stijl”-exposities. Een definitieve keuze hierin is nog niet gemaakt.
In de hal van het station zou dan door middel van een tekst nog eens verwezen kunnen worden naar de geschiedenis van die plaats.

Bedenkingen bij de reactie van de N.S. 

De reactie van de N.S., in een brief van drs. H. Romers van 8 december 1983, is tweeslachtig. Op de eerste plaats wordt het totaalconcept in tweeën gesplitst:
1) het beschilderen van de masten
2) een “herdenkingsplaquette”.
Dit is een foutieve interpretatie van ons voorstel, waarin beide elementen op elkaar aansluiten en met elkaar verbonden zijn: dan pas heeft uitvoering zin! Ten opzichte van het beschilderen worden enkele argumenten bij elkaar gezet, die óf in ons voorstel al verantwoord zijn, óf die aangeven hoe beperkt de blik van de N.S. in dezen is.
N.S.: “De oprichting van De Stijl gaf in l9l7 impulsen aan nieuwe kunst- en architectuuropvattingen uit die tijd. Om nu enige primaire kleuren aan te brengen op een stuk architectuur, dat een halve eeuw later ontstond – en hiermee geen enkele verwantschap vertoont – en daarmede te menen, dat een en ander herinneringen zou oproepen aan De Stijl, is een volstrekte illusie! De enige relatie met Tilburg is dat Antony Kok in het voormalige gebouw werkte.”
In onze brief van november 1983 schreven wij dat het niet de bedoeling is, de kunstenaars van De Stijl te associëren met het gebouw (en vice versa). Het gaat om een verwijzing.
Met opzet is gekozen voor losse elementen zoals de stalen masten en voor een lijn van primaire kleuren dwars door het gebouw heen. Het al dan niet verwant zijn van de architectuur van De Stijl en van het huidige gebouw is dan ook niet relevant. Evenmin zou dat het geval zijn geweest met de architectuur van het voormalige station. Het gaat om het geheel van het voorstel: zowel de voorgestelde primaire kleuren als de aangebrachte tekst. Die zouden samen die herinnering moeten levend houden.
Door het uit elkaar trekken van de voorgestelde elementen proberen de N.S. deze te ontkrachten. Het is merkwaardig dat de N.S. zich beroepen op een vermeende misvatting van onze zijde. Tenslotte is het voorstel van de N.S. Om een metalen “herdenkingsplaquette” aan te brengen er een waarbij zowel Van Doesburg als Kok – waren zij niet gecremeerd – zich in hun graf zouden omdraaien. Wij stelden voor een tekst in een eenvoudige uitvoering (b.v. kunststof) in de hal aan te brengen. De kern van het voorstel is, dat reizigers opmerken dat er wat bijzonders aan de hand is met het gebouw, iets wat buiten het kader van het gebouw valt, zonder de architectuur geweld aan te doen.
Omdat de N.S. er blijk van willen geven, precies te weten wat er binnen de opvattingen van “De Stijl” mogelijk is, zou het geen kwaad kunnen indien men zich ook eens verdiepte in Van Doesburgs en Koks avances m.b.t. het dadaïsme.
N.S.: “Het voorstel conflicteert met de voorgeschreven huisstijltoepassing van onze N.S.-kleurenwaaier en die wordt nu eenmaal streng gehanteerd. Anders zou het geen huisstijl meer zijn”.
Als de N.S. werkelijk de toegepaste kleurenwaaier bedoelt, is dat een vergezocht argument. Zoals we reeds aangaven, is er over de exacte kleuren wel nagedacht, maar er is geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat hierover geen akkoord
bereikt zou kunnen worden met de N.S. Als men werkelijk meent dat er sprake is van een kleuren/huisstijltoepassing bij de N.S., moet men dat eens duidelijk maken. Bij de nieuwe of verbouwde stations worden zowel primaire als secundaire kleuren gebruikt.
Een scala kleuren, groter dan de regenboog, wordt door de N.S. toegepast. Daarin is geen sprake van een zodanige huisstijl dat ook hier geen mouw aan te passen zou zijn.
N.S.: “Het effect zou geheel overschaduwd worden door de thans lopende proef om in Tilburg méér aan N.S.-reclame te doen, waardoor nóg meer kleurige accenten toch niet tot hun recht komen”.
Het zou een mooie gelegenheid zijn voor de N.S., om de Tilburgse bevolking van deze vorm van banaliteit te verlossen!
Waarom zouden ook de N.S. niet eens een gebaar maken naar een van hun oud-medewerkers?
Bij het presenteren van het voorstel is rekening gehouden met de kosten, die relatief laag zijn. Het zou ook de gemeente Tilburg sieren als men medewerking zou verlenen aan het realiseren van een verwijzing naar een dergelijke belangrijke episode in het Tilburgse culturele leven.

Antony Kok schreef in 1931 in een In Memoriam voor Theo van Doesburg: “Het werk dat door dezen pionier eener geheel nieuwe kunst, vooral na I9l4 is gewrocht, is van zóó geweldige betekenis en van zóó grooten invloed geweest op het denken over en werken in kunst dat onze stad er zich op beroemen mag dat er een groot man als hij, juist in het begin van zijn grooten strijd tegen afgedane kunstbegrippen, tot onze stadgenoten behoorde”.
We zijn nu ruim 50 jaar verder.


Beknopte bibliografie

Joost Baljeu, Theo van Doesburg, New York 1974.
Carel Blotkamp e.a., De beginjaren van De Stijl 1917-1922, Utrecht 1982.
Marco Entrop, Antony Kok, dichter bij De Stijl, Doctoraalscriptie Instituut voor neerlandistiek, Universiteit Amsterdam, 1983.
Jef van Kempen & Rolf Janssen, Anthony Kok, Tilburgs dichter en denker, Actum Tllliburgis 1982/Het Teken 1982.
Antony Kok, Ik ben maar zelden goed bij stem’, uitg. Lojen deur pers, Haarlem 1981.
Antony Kok, Poème dada, vouwblad Houtpers, Haarlem 1981.
Antony Kok, Hoe een dadagedicht te maken,  (vertaling van “pour faire un poème dadaiste”: Tristan Tzara) Woubrugge 1983.
K. Schippers, Holland Dada, Amsterdam, 1974.
Evert van Straaten, Theo van Doesburg 1883 – 1931,’s-Gravenhage 1983.
De Stijl 1917-1932, herdruk 1968 deel I 1917- 1920 deel II 1921-1932, Amsterdam.
Mildred Friedman e.a., De Stijl 1917-1932, Catalogus Stedelijk museum Amsterdam/Rijksmuseum Kröller-Möller Otterlo, Meulenhoff/ Landshoff 1982.

(Gepubliceerd in: Tilburg tijdschrift voor geschiedenis, monumenten en cultuur, april 1984)

© kemp=mag

kemp=mag poetry magazine

More in: Archive K-L, De Stijl, EXPRESSIONISM, DADA & DE STIJL, SURREALISM, Jef van Kempen

Previous and Next Entry

« | »

Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature