Alice Nahon: Weemoed (Gedicht)
WEEMOED
Uit de bloemen en de bomen
Stijgt een onbepaalde klacht
‘s Avonds, als ik zit te dromen
En gedwee m’n weemoed wacht.
En uit alle de gewesten
Rijst een zang van droefenis
Omdat ginds in ‘t rode Westen
‘t Zonnelicht aan ‘t sterven is…
‘k Zit naar ‘t sparrenbos te staren,
Waar die stralen stervend zijn;
‘k Wou zo geern’ wat glans vergaren
Voor mijn droevig zielekijn.
Maar ze daalt reeds in de bomen
En haar stralen houdt ze bij,
Z’heeft mijn blijheid meegenomen
En wat weemoed liet ze mij.
Stil, o stille… ‘k Voel ze komen
Milde weemoedsmelodij,
Zachte, wondre weeldestromen
Brengen mij gedichtjes bij.
Stil, o stille, ‘k hoor d’akkoorden
Klagen door de schemering.
‘k Voel geen tranen, ‘k weet geen woorden,
‘k Vind alleen herinnering.
Dank, o zon, dat gij mijn zangen,
Als g’in ‘t leven slapen gaat,
Voor dees grauwe gasthuisgangen
Mild en goed behouden laat.
Dank, o weemoed, dat gij dromen
Zendt door mijne droefenis,
Wijl dees donkere dagen komen
Wijl mijn zon gestorven is…
Alice Nahon
(1896-1933)
Weemoed
• fleursdumal.nl magazine
More in: Archive M-N, Archive M-N, Nahon, Alice