LANDVERBEUREN (44) DOOR TON VAN REEN
De jongen begreep niet goed wat het geschreeuw rond zijn bed te betekenen had. Hij merkte dat Céleste zijn hand vasthield. Hij herkende haar adem. De geur van haar huid. Hij legde zijn hoofd wat dichterbij om haar beter te kunnen ruiken. Even voelde hij zich niet meer zo eenzaam, omdat ze tegen hem praatte, vlak bij zijn oor.
Nu de kraaien op de grond knielden en Céleste bij het kind was, zag de buizerd de gelegenheid schoon om ook weer eens dicht bij de jongen te zijn. Hij vloog naar het bed en streek neer op het hoofdeind. Pikte naar de haren van de jongen. Alsof hij zeggen wilde: Hé, joh, kom eens uit je nest. Het is hoog tijd om naar het bos te gaan. De konijnen zullen wel lachen. We hebben ze de laatste tijd te veel laten lachen, omdat jij maar altijd tussen de lakens ligt. Nu zullen we ze leren. En waarom voer je de adder niet meer? Hoe vaak denk je dat ik de laatste tijd met een zooi muizen op je heb zitten wachten? Is dat beest gecrepeerd? En de kat? Waar heb je de kat? De jongen begreep de vogel. Hij trachtte overeind te komen, wilde zijn bed verlaten om met zijn buizerd naar het bos te gaan. Zijn ogen werden groot. Hij probeerde zijn arm te strekken om het beest op zijn pols te zetten. Met zijn andere hand trok hij Céleste aan de arm, om haar te beduiden dat ze mee moest gaan. Koortsig zocht hij naar de andere dieren, die hij ook wilde meenemen, zoals dat gebruikelijk was. Terwijl de pastoor en de kraaien de gebeden verrichtten, merkte de jongen dat er nog warmte om hem was. En toen zijn hoofd op het kussen terugviel, ging hij in zijn droom op weg. Dacht hij met Céleste door de velden te hollen? Wie was het eerst bij het bos? De buizerd vloog voor hem uit. De hond sprong om hem heen. De adder lag in een knoop om zijn nek. De kat schoot zo nu en dan uit de struiken tevoorschijn. In het bos lagen ze bij een beek. Ze plukten bramen. De hond joeg alle kleine dieren op. Soms was het moeilijk de hond bij de kat vandaan te houden. En ook de adder deed zijn best. Ging al alleen op verkenning uit, rond het huis, maar kwam toch nog terug. De jongen vertelde Céleste honderduit. Vooral over zijn dieren. Hij wist alles over hun gedrag. Hij kende hun goede maar ook hun valse trekken. Hij wist de eigenschappen te onderscheiden die de natuur aan de beesten had meegegeven, zodat ze zich in stand konden houden. Want in werkelijkheid lag het niet in de aard van zijn beesten om van elkaar te houden. Alleen híj kon hen bij elkaar houden. Hij was de bindende kracht. Desnoods kon je een hond met een kat laten spelen. Maar een kat moest niks hebben van een buizerd. En de buizerd had de pest aan de hond. En de adder? Die had de pest aan allemaal. Céleste voelde aan wat de jongen meemaakte in zijn droom. Hij leek nu rustig. Soms leek het zelfs of er een lach op zijn gezicht doorbrak. Pastoor Joachim Andrades gebedsmachine liep stuk toen hij de bakker met een armvol verse broden naar buiten zag komen. Die geurden zo lekker dat het water hem in de mond liep. Bijna teleurgesteld zag hij hoe de bakker ze in zijn wagen laadde. Hij voelde hoe de eeuwige honger knaagde aan zijn pens.
Ton van Reen: Landverbeuren (44)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van