LANDVERBEUREN (24) DOOR TON VAN REEN
Céleste hield van de jongen. Meer dan van de andere kinderen die op het plein en in de caféhof speelden. Ook met hen deed ze spelletjes en ook zíj vertelden haar honderduit over alles wat hen bezighield, maar geen van hen vertrouwde haar zoveel toe als de jongen, die tegen haar zo openhartig was omdat hij haar nodig had.
Toen de jongen zijn hond moest wegdoen, omdat zijn vader het beest niet in huis wilde hebben, had hij hem aan Céleste gegeven. Hij wist dat het dier veilig bij haar was. Hij hield veel van het beest, ook al was het maar een scharminkel waar iedereen zich rot om lachte. Hoewel de hond zachtmoedig van aard was, en trouw, zouden anderen hem hebben afgemaakt. Alleen al om zijn lelijke uiterlijk. Trouwens, toen de jongen het dier onder zijn hoede had genomen, was het verwaarloosd en verwilderd, maar het bezat een enorme hang naar gezelschap van mensen.
De hond was altijd bij Céleste in de buurt. Als ze in het café werkte, lag hij achter het buffet. Als ze naar buiten liep, kwam hij haar achterna. Vaak volgde hij haar tussen de tafeltjes door als ze gasten bediende, ook al had ze dat liever niet, want met zijn ruige staart had hij al meermalen glazen van de tafel geslagen. Ze zag dat de jongen onrustig was. Ze wilde bij hem zijn, maar de kraaien zouden haar aanwezigheid niet dulden. Met haar vrolijke kleren en zo mooi als ze was, deed ze afbreuk aan hun ernstige maar ranzige uiterlijk, hun trieste zwart, hun zwarte gedachten en hun naar olie en mottenballen ruikende lijven. Ze lieten een cafémeid niet toe bij het bed van een stervende jongen, ook al kende ze al zijn geheimen en was haar lijf hem zo eigen als dat van zijn moeder. Ze begreep dat de jongen met haar wilde praten. Na al die weken in zijn kamer werd het voor hem tijd dat hij weer eens tegen iemand wat kon vertellen. Over zijn dieren. Hoe ze leefden. Wat hij hun te vreten gaf. Waar hij de adder wilde loslaten om hem in de vrije natuur weer een kans te geven. Waar zijn boskat zich verborgen hield. Hoe men moest omgaan met de buizerd om zijn vertrouwen te winnen. Hoe anders zou de jongen, voor hij zijn laatste adem uitblies, in contact kunnen komen met een mens? Iemand die hij kon aanraken. Kon ruiken. Van wie hij de hand kon vasthouden om toch niet zo ontstellend alleen te hoeven zijn. Toen de kinderen Azurri Céleste in de caféhof zagen, holden ze naar haar toe. Recht op haar af. Passeerden rakelings het bed van de stervende jongen. Holden tussen de rokken van de verschrikt naar elkaar grijpende vrouwen door. Dansten luidkeels juichend om de cafémeid heen. Terwijl ze de jongen passeerden, ving hij een glimp op van de kinderen met wie hij zo vaak had gespeeld. Dat deed hem des te meer naar hen verlangen. En of hij wilde of niet, hij moest het maar goed vinden dat de kraaien sprei en dekens van zijn bed lichtten en zijn matras opklopten. Omdat hij doornat was van het zweten, trokken ze zijn pyjama uit en wreven hem droog. Net als bij opoe Ramesz drong de zomerse hitte niet tot hem door en lag hij te klappertanden van de kou. Het joelen van de kinderen verstoorde de rust van de oude mannen. Ze waren net met kaarten begonnen. Van tijd tot tijd nipten ze aan hun jenever en probeerden ze elkaar te overbluffen, soms woedend met hun vuisten op de tafel slaand. Die woede hoorde bij het spel. Maar plotseling werd de aandacht van de kaarters afgeleid door Céleste. Doordat de kinderen water naar haar gooiden, waren haar borsten zichtbaar onder haar natte blouse. Zelfs haar tepels waren te zien. Ze zat de lachende kinderen achterna en probeerde hen te grijpen. Ook de kraaien zagen het en sloegen ontsteld een kruis. En fladderden rond het bed of de wind hen op de hielen zat en onder de rokken woei. Maar het was windstil. Hun vormloze kleren wakkerden stof en dode bladeren op, zodat ze rond het bed stoven en als mooie stukjes vuil op de witte beddensprei achterbleven. Ook de onnozele boerenknecht, die het plein kwam oplopen in zijn wijde broek, keek verbaasd naar de borsten van de cafémeid. Hij had geen tijd om er lang aandacht aan te besteden. Met een konijn in zijn handen liep hij vlug naar de kerk. Schopte hard tegen de houten deur die Joachim Andrade vandaag voor de hitte, en op alle andere dagen voor de rusteloosheid van het dorpsvolk moest behoeden.
Ton van Reen: Landverbeuren (24)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van