LANDVERBEUREN (15) DOOR TON VAN REEN
Ze leken die teerhartigheid van hun moeder te hebben geërfd. Die kon ook geen bloed zien. Ze kwam nooit ofte nimmer in de slagerij. Om de meiden te verjagen knipte Azurri de staart van het varken en aaide hen onverwachts met de vette krul door het gezicht. Geschrokken gingen ze ervandoor, woedend om de vuile streek van hun vader. De man lachte vrolijk om de verontwaardigde gezichten van de kleine meisjes. Daarbij trok hij zijn bek breed open, van oor tot oor, alsof zijn mondhoeken waren uitgesneden. De kinderen zochten een plaats bij de pompbak. Hand in hand op de granieten rand gezeten fluisterden ze elkaar steeds gemenere scheldwoorden voor hun vader in het oor.
De aandacht van de meisjes Azurri werd afgeleid door de melkkar die het plein op hobbelde. Ze holden eropaf. Terwijl de kar even stilstond en de voerman de volle melkbussen oplaadde, aaiden de kinderen de sullige paarden van het tweespan over hun bestofte koppen. Ze spraken hen toe, alsof ze hen wilden opbeuren, om hen bestand te doen zijn tegen hun dagelijkse slavenarbeid. Maar de beesten werden koud noch warm van de liefkozingen. Ze hadden alleen donkere dingen in hun kop. Het gewicht van de kar. Het verrekte bit in hun mond. Het grote aantal kilometers dat ze elke dag moesten afleggen tussen de dorpen en de melkfabriek. Het was eigenlijk te veel gevraagd voor de twee versleten hengsten.
Omdat de voerman zijn route binnen een vastgestelde tijd moest rijden, kregen ze dan ook voortdurend ransel. De strepen van de zweep liepen dik over hun magere ruggen. En ze hadden geen tijd om te vreten. Gras kregen ze zelden te zien en van haver mochten ze alleen dromen. Ook Kaffa had met de beesten te doen. Hij kon het leed van de paarden niet aanzien en wendde zijn blik van hen af. Hij wist dat hij niets aan hun toestand kon veranderen. In zichzelf grommend ging hij verder met het spel en wierp het mes met zoveel kracht dat het tot aan het heft in de grond verdween. Vanuit het café zag Céleste Kaffa’s woede. Even dacht ze erover naar hem toe te gaan, om hem te kalmeren, maar ze begreep dat het beter voor hem was als hij uit zichzelf tot rust kon komen.
Ze hoorde haar vader de trap af stommelen en het vuur in het fornuis oprakelen. Hij hoestte of hij elk moment de pijp uit kon gaan. Zo hoestte hij elke ochtend en al jarenlang. Je zag hem nooit zonder sigaret. Even verscheen hij in de deur van de keuken, bromde iets onduidelijks en ging verder met het opstoken van het vuur. De keuken was het domein van de kastelein. Hij verbleef er het grootste deel van de dag. Hij had toch niet veel meer te doen dan voor zijn eigen eten zorgen. Hoogst zelden kwam het voor dat hij iets klaar moest maken voor zijn klanten. Meer en meer liet hij het werk in het café over aan zijn dochter, terwijl hijzelf koffie met cognac zoop en het vuur stookte, onverschillig of het zomer of winter was. Vroeger had hij zich met alles en iedereen bemoeid, maar de laatste tijd trok hij zich steeds meer terug. Hij wist dat velen hem niet mochten. Dat was zijn eigen schuld. Hij was er een van het soort voor wie alleen geld telde, de rest kwam er niet zo op aan. Al was hij altijd een goed kastelein geweest, wat schenken betrof, toen hij nog achter de bar stond. Hij kon een glas bier met het schuim precies twee vingers breed op de toog zetten en zijn glazen jenever waren tot de rand toe gevuld, maar hij had de mensen vaker dronken gevoerd dan ze zelf wel wilden. En dikwijls had hij hen te veel laten betalen, al wist hij het achteraf steeds als een vergissing te verkopen als iemand erachter was gekomen. Wat de mensen van hem zeiden, was hem allemaal geen zorg meer.
Ton van Reen: Landverbeuren (15)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine
More in: - Landverbeuren, Reen, Ton van