Ton van Reen: Katapult, de ondergang van Amsterdam (19)
Ton van Reen: Katapult, de ondergang van Amsterdam (19) ♦ Het dode vrouwtje
Crazy rekende af.
Bas was druk bezig met het voeren van de muizen. Hij sneed grote stukken kaas af.
`Je kunt net zo goed een huis vol kinderen hebben’, zei Crazy. `Dat is zeker niet meer werk.’
`Je hebt gelijk. Als het nou maar werd beloond met wat liefde’, klaagde Bas. `De laatste tijd lijkt het erop dat het alleen nog maar mijn plicht is dat ik hen voer en dat het hun enige plicht is te vreten.’
`Misschien ligt het aan de tijd van het jaar’, troostte Crazy. `Mensen hebben ook van die periodes dat ze met alles de vloer aanvegen.’
`Dan duurt bij muizen die periode wel erg lang’, zei Bas.
Over een paartje heen stappend, dat net voor het deurgat zat te vrijen, liepen Crazy en Mireille naar buiten.
De straten waren opgedroogd. Kleine propellertjes vlogen laag boven de stoep. Torren en kevertjes met scherpe schaartjes aan hun bek, die elkaar in kleine eskaders bestreden. Het was een oorlog op leven en dood om het bezit van een stukje straat, een paar takken van een boom of een rioolput.
Uit een huis ergens aan de gracht klonk het geluid van rinkels en bellen. Mireille stond stil. Ze kende die plaat, de Sparks. Ze verbaasde zich erover dat de muziek nu heel anders klonk, terwijl de plaat toch dezelfde was. Of hóórde ze de muziek opeens anders? Crazy keek haar vragend aan. Ze kon het niet uitleggen, ze voelde zich alsof ze in een paar uur tijd jaren ouder was geworden.
Een vreemd stelletje verscheen om de hoek. Twee mannen die een karretje duwden waarop een doodskist stond. Ze leken het met elkaar oneens te zijn, want ze praatten op ruzieachtige toon. Voor de veiligheid trok Crazy Mireille een portiek in.
`Ik laat me niet langer opschepen met dit soort karweitjes’, hoorden ze een van de kerels, een wat oudere man, zeggen. `Een fatsoenlijke dooie onder de grond stoppen, dat vind ik nog tot daaraan toe, maar ze moeten me niet zo’n kreng van een wijf op mijn nek laden. We hebben lang genoeg met haar gezeuld. We flikkeren haar in de gracht.’
`Heb je er vaker in de gracht gekieperd?’ vroeg de ander die, aan zijn stem te horen, veel jonger moest zijn.
`Jazeker’, lachte de oudere. `Je moet het vak nog leren knaap. De gracht in, dat is hetzelfde als van gemeentewege worden begraven. Dacht je dat zwervers er ene moer om geven waar ze terechtkomen na hun dood?’
`Daar heb je gelijk in’, zei de jongste. `Toch vind ik dat we haar niet zomaar kunnen laten barsten. We worden ervoor betaald om haar te begraven. Ze hoort eigenlijk nog twee dagen boven aarde te staan, het lijk is nog niet koud.’
`Wat kan jou dat schelen?’ zei de ander. `Bij de Disco willen ze er geruisloos vanaf. Die briefjes van honderd die we gevangen hebben, die kun jij toch zeker ook goed gebruiken? Nemen we haar mee naar de zaak en leggen we haar keurig af, dan is het geld voor de baas. Vind jij dat aardig?’
`Denk je dat het niet opvalt als ze in de gracht drijft?’
`Wie? Er springen er uit zichzelf al zoveel in. Vorige week heb ik er twee opgevist.’
`Maar als ze haar vinden?’
`Wat dan nog? Dan verdient de baas ook nog wat aan haar. Als niemand voor haar dokt, komt de gemeente over de brug.’ Hij lachte vrolijk.
`Toch stuit het me tegen de borst’, zei de jongste.
`Kom op’, zei de oudste vaderlijk. `We pakken er een pilsje op, dat jij over je zenuwen heen komt. Als je er een paar achter je kiezen hebt, dan wil je ook van haar af. Dan is het een koud kunstje de kist op de kop boven het water te houden. Het is effe wennen, jongen, de eerste keer is alles moeilijk, maar elk vak kent zijn trucjes.’
`Goed’, zei de jongeman. `Een pilsje drinken kan niemand ons verbieden. We zijn toch al overuren aan het maken met dat wijf.’
Ton van Reen: Katapult (19)
wordt vervolgd
fleursdumal.nl magazine for art & literature
More in: - Katapult, de ondergang van Amsterdam, Reen, Ton van