Ton van Reen: Katapult, de ondergang van Amsterdam (04)
Ton van Reen: Katapult, de ondergang van Amsterdam (04)
Muizenissen
Bas, de kroegbaas van De Engelbewaarder, een net café aan de Kloveniersburgwal, maakte zich ernstige zorgen. De muizen die in zijn zaak huisden, bezorgden hem de laatste tijd heel wat last. Sommige brutaaltjes moest hij scherp in de gaten houden. Hij had met het muizencollectief afgesproken dat ze in zijn zaak mochten huizen, mits ze niet meer beschadigden dan per se voor hun leefwijze nodig was. Toch waren er exemplaren die keer op keer weer aan de kast van de pianola zaten te knabbelen, of hun tandjes scherpten aan de stoelpoten. Rakkers die naar niemand wilden luisteren. Hoe Bas zijn hersens ook pijnigde, hij kon geen afdoende middel verzinnen om de muizen hun schandelijke vernielzucht af te leren. Met lede ogen moest hij aanzien hoe ze de inrichting van zijn zaak langzaam maar zeker naar de knoppen hielpen. En dat was blijkbaar nog niet genoeg, want nog net zag Bas hoe Kaspar, de dikke zwarte muizenkoning, een stuk worst uit de broodjeskast pikte en met de buit in zijn bek op de bar sprong.
Kaspar vrat zijn pens vol en boerde. Hij was tevreden. De worst smaakte hem goed. Hij ging op zijn hurken zitten, zijn rug tegen de koele wand van de bierpomp, streelde vergenoegd zijn dikke buik en keek het café rond. Uit de hoogte. Een koning die vanaf zijn balkon neerkeek op zijn minderen. Die macht kon Kaspar zich veroorloven. Tenslotte was hij de stamvader van de wel meer dan honderd zwarte muizen die de holen en kieren in alle vertrekken van De Engelbewaarder bevolkten. De heersende kliek, want de witte muizen waren hier nog maar pas gearriveerd en ze waren nog met weinig.
De muizen leefden met het gebeuren in het café mee. Per slot van rekening was het café, van voor- tot achterdeur, hun wereld. Van wat zich allemaal nog achter de deuren afspeelde, hadden ze geen flauw idee. Met het leven op straat bemoeiden ze zich liever niet. Enkelen onder hen waagden zich wel eens overmoedig naar buiten. Dat waren zij die het helemaal niet meer aardig vonden met zovelen op zo’n kleine plek te leven. En ook de minst gewaardeerden of de meest geplaagden van de groep wilden er wel eens vandoor. Die hoopten daarbuiten een zachter leven aan te treffen, maar ze kwamen meestal geschrokken terug. Voor hen lag er achter die deuren een wereld vol venijn, waar ze met hun muizenstreken geen vat op kregen. Kwam je als muis binnen het bereik van ratten of katten, of van kolonies andere muizen, dan was je graag terug in De Engelbewaarder. Dan nam je het maar voor lief dat je soortgenoten je voor de gek hielden omdat je huid voor een zwarte muis wat grijs was gebleven. Of je bleef gelaten de verschoppeling omdat je wat kleintjes was uitgevallen.
wordt vervolgd
Ton van Reen: Katapult (04)
fleursdumal.nl magazine
More in: - Katapult, de ondergang van Amsterdam, Reen, Ton van