Ton van Reen: Katapult, de ondergang van Amsterdam (02)
Ton van Reen: Katapult, de ondergang van Amsterdam (02)
Met de lift ging David naar beneden. Zonder moeilijkheden kwam hij buiten. De trucjes die hij wel eens moest gebruiken als er niemand in de hal was en de portier alle aandacht op hem kon richten, mocht hij deze keer vergeten. De man werd bestormd door tientallen gasten die zich waren rotgeschrokken van het geweld dat zo plotseling de stad had overvallen.
Hij rende naar het Leidseplein, waar zich veel volk verzameld had rond de puinhoop van het eens zo chique restaurant. Hij worstelde zich door de samengepakte mensen naar voren. Aangekomen in de voorste rij keek hij of hij zijn vader bij de brandweerlieden zag, maar tussen de mannen herkende hij hem niet. Met hun gasmaskers op en in hun pakken van asbest zagen ze eruit als robots.
Links en rechts hoorde hij zeggen dat men de hoop had opgegeven nog overlevenden uit de puinhopen te halen. De rookontwikkeling was in korte tijd zo hevig geweest dat iedereen die niet was doodgedrukt onder het puin, was gestikt. De brandweer staakte het voorzichtig zoeken met pikhaken en koevoeten en zette bulldozers in die het puin met grote bakken tegelijk aan de kant schoven.
Uit de steen- en ashopen werden lichamen opgegraven. Er ging een zucht van ontroering door de menigte toen een frêle jong meisje tevoorschijn werd gehaald, in een roze jurk die slechts aan de zoom was aangetast door het vuur. Ze leek te slapen. Op haar gezicht was verbazing te lezen over de dood waarop ze nog lang niet had gerekend. Het werd stil bij het zien van twee dode geliefden, in een krampachtige omarming, vastbesloten elkaar nooit meer los te laten. Daar hielden de redders geen rekening mee. Ze braken de verstrakte armen open om de slachtoffers ieder apart op een brancard te kunnen leggen. Er werd een oude man geborgen, in een fluwelen pak waarin hij ooit heel chic was geweest: een verlopen kunstenaar met een bedroefd gezicht waarop te lezen stond dat de dood hem welkom was. Soms werden enkele lichamen tegelijk gevonden. Mensen die in hun verscheidenheid elkaar vreemd waren geweest, maar die in hun laatste ogenblikken bescherming bij elkaar hadden gezocht. Sommigen half verkoold. Anderen naar het leek nog helemaal gaaf, maar met verkrampte gezichten en open monden waaruit de laatste schreeuw niet kon ontsnappen, vaak het puin omarmend dat hun borst had ingedrukt. Zo nu en dan kwam er beroering onder het volk als men een van de doden meende te herkennen. Een filmster. Een televisiepresentator. Een schrijver. Was het Harry Mulisch zelf, of was het zijn dubbelganger die elke dag, van de vroege ochtend tot de late avond, bij Americain zat?
David voelde zich beroerd bij het zien van al deze ellende. Hij wilde weg. In het gedrang kroop hij terug. Dat ging maar moeizaam. De aangroeiende menigte stuwde iedereen vooruit. De eerste rijen stonden al zo dicht bij de puinhopen dat de mensen de brandweerlieden het werk haast onmogelijk maakten.
David verliet de plek. Even overwoog hij naar de brandende Beurs te gaan kijken, om te zien hoe geld fikte. Hij deed het niet. Hij had het altijd al een afschuwelijk gebouw gevonden en zelfs in het vuur kon het niet anders dan lelijk zijn. Bovendien had hij zijn vader, die daar als brandweerman soms preventieve dienst had, vaak horen zeggen dat hij de pest had aan het volk dat daar in en uit liep. Mannen in nette pakken die altijd aan de kant van de macht stonden omdat dat de kant van het geld was.
Plotseling zag hij Crazy uit een steeg tevoorschijn komen. Crazy had zijn schitterende naam te danken aan iemand die ooit op de gedachte was gekomen `Crazy Horse’ naar hem te roepen vanwege zijn intrieste paardenogen en zijn lange voortanden. Hij leek haast te hebben en rende als een gek over de weg.
Ton van Reen: Katapult (02)
fleursdumal.nl magazine
More in: - Katapult, de ondergang van Amsterdam, Reen, Ton van