Ton van Reen: DE MOORD XXVIII
Ton van Reen
DE MOORD XXVIII
We gingen in het deurgat op het trapje zitten. De marmot wist niet goed of hij dichterbij mocht komen. We keken naar de morgen en dronken koffie.
‘Ik ben koorddanseres,’ zei Alice.
‘Ik ben degenslikker,’ zei de man, ‘maar er zijn geen degens. De oorlog heeft ze ingeslikt.’
‘Vandaag ga ik oefenen,’ vertelde Alice. Ze liep naar de wagen van Cherubijn. Even later kwam ze terug, gekleed als koorddanseres.
‘Heb je touw?’ vroeg ze aan de degenslikker.
‘Ja,’ zei de degenslikker, ‘maar heb je God al goedemorgen gewenst? We hebben nu een heel dorp en onze eigen God. Daarom mogen wij hem niet vergeten.’
Alice boog heel diep naar het puin van de kerk. Dat was haar ochtendgebed. Daarna spande de degenslikker een dik touw tussen twee bomen. Hij sneed een lange stok uit eikenhout. Even later liep Alice met de stok balancerend over het touw, hoog boven ons hoofd. Ze riep naar me, ze was er erg trots op dat ze over een touw kon lopen.
Ook de melker en Cherubijn waren nu wakker en keken vol verbazing naar Alice die zo maar van boom tot boom liep over een touw, als een engel tegen de hemel afstak en ons het gevoel gaf dat we mensen waren van een ander en blijer soort. Wat toch niet zo was. Dat gevoel noem ik nu ‘trots’.
De kindertjes waren uit bed gekomen. Twee kleine vogeltjes die per ongeluk de vleugels hadden verloren en nu verwonderd naar ons stonden te kijken. Niet lang verwonderd bleven maar naar de marmot liepen en het dier aaiden met hun suikerhandjes. Het bleek dat ze geen echte namen hadden maar luisterden naar klanken die hun vriendelijk toeschenen. Daarom leken ze nog meer op vogeltjes. Het kon zijn dat ze naar een andere taal luisterden. Of dat een mensentaal was? De vogels hadden toch ook een eigen taal!
Ik keek niet meer naar het koorddansen van Alice. Ik was bang dat Alice met de degenslikker mee zou reizen. En in dorpen en steden over touwen ging lopen, voor de ogen van de mensen. Mensen waren belust op sensatie. Ze zouden het spannend vinden om Alice hoog over een touw te zien lopen. Ze zouden toch liever zien dat ze omlaag viel, dat ze dood zou vallen of gewond werd. Niet omdat ze haar de dood toewensten, maar alleen om de sensatie. De prestatie om over een touw te lopen zei hun niet veel. Maar voor wat sensatie betaalden ze graag. Sensatie: dat is het leven en de dood van anderen.
En inderdaad, zoals ik verwacht had, trachtte de degenslikker Alice over te halen met hem mee te reizen. Ook ons wilde hij graag meenemen. Met zijn allen zouden we als circus langs dorpen en steden kunnen reizen. Zelf zou hij degens slikken en een beer kopen die hij zou leren dansen. Ik zou met de marmot rondgaan, Alice zou koorddansen, de twee vogelkinderen zouden zingen of zo, en de melker hoefde alleen zijn onnozele gezicht maar te laten zien om op een clown te lijken. Toch hadden we er geen zin in. We hadden ons nu eenmaal voorgenomen in een huis te gaan wonen in de Lichtstad Kork. En Alice konden we niet missen. Ze was de moeder van het gezin. We vertelden de degenslikker dat ook hij met zijn gezin in ons huis zou mogen wonen als hij dat zou willen. Maar de degenslikker dacht dat een zigeuner niet in een huis kon wonen omdat het zelfs in de lente niet te verplaatsen was.
Alice was een beetje bedroefd. Ze moest haar plannetje om koorddanseres te worden laten varen. Ze begreep niets van de sensatiezucht van mensen, dat was duidelijk.
We bleven nog een hele dag in Wrak. We speelden met de vogelkindjes in het puin. En later was de avond weer zo vriendelijk om een muur rond ons te bouwen. Wrak had geen lichten nodig omdat God vanonder het puin van zijn huis hoog genoeg oplichtte.
(wordt vervolgd)
kempis.nl poetry magazine
More in: - De moord