Multatuli: Roverslied
M u l t a t u l i
(Eduard Douwes Dekker, 1820-1887)
Roverslied
Met mijn zwaard,
Op m’n paard,
En mijn helm op het hoofd,
Er op in! En de vijand de schedel gekloofd,
En vooruit!
Op de weg,
Langs de heg,
Met een houw en een stoot
De dragonders verjaagd, en de markgraaf gedood,
Om de buit!
En die buit
Is mijn bruid,
Mij gekocht met m’n staal,
En ik voer, als een veer, met mij mee haar in ‘t zaâl,
Naar de grot!
Als de wind
Zo gezwind,
Jaag ik voort met mijn vracht,
En ik sla op haar schreien en kermen geen acht,
Wat genot!
En dan weer
Op-en-neer,
Rechts en links door het land,
Hier een villa verwoest, daar een klooster verbrand,
Tot vermaak!
En dan voort
Weer gespoord
Naar een nieuw avontuur,
En mijn reisweg getekend met bloed en met vuur,
Om de wraak!
Want de wraak
Is de taak
Van de koning van ‘t woud…
Die, alleen tegen allen, zijn schepter behoudt…
En banier!
Op, hoezee…
Wie gaat mee?
Nu geen schepsel verschoond,
Nu de mannen gehangen, de vrouwen gehoond,
Voor plezier!
Multatuli gedichten
kempis poetry magazine