Multatuli: Idee Nr. 206
Multatuli
(1820-1887)
Ideën (7 delen, 1862-1877)
Idee Nr. 206
Ik zei dat sommige brieven en stukken my belang inboezemden als teekenen des tyds. Enkelen daarvan zal ik behandelen in m’n ideen. E.g:
Voor eenige dagen ontving ik ‘n brochure: ‘Opmerkingen en Gedachten over zaken van algemeen belang, door F.P.J. Mulder en C. de Gavere, studenten.’ De schryvers boden my dat met ‘n vriendelyk woordjen op den omslag aan.
Ik ontvang veel zulke geschenken – eens-voor-al dank! – en heb niet altyd loisir of lust den zenders ‘n brief te schryven. Ditmaal echter had ik reden om uitdrukkelyk te bedanken. Ik was namelyk getroffèn door twee byzonderheden. Ten eerste de schryvers waren studenten, dat is: ze behooren, wat leeftyd en werkkring aangaat, tot het Jonge Nederland, tot de adelborsten op ‘t schip dat bestemd is bres te schieten in de wallen van ‘t vermolmd roofslot ‘aan den oever der zee, tusschen Oostvriesland en de Schelde’ en ten-tweede: die jongelui staken myn vaan uit. Zy zeggen: ‘onze leus is vryheid en waarheid, liberaliteit, en humaniteit; onze vyanden vinden wy in despotisme en bygeloof, slaperigheid en dweepery.’
Die leus is ook myn leus. Die vyanden zyn ook myn vyanden.
Maar dit alleen zou niet genoeg zyn. ‘t Getal bestryders van die vyanden is Legio… binnen’skamers.
‘t Getal vaantjes die myn kleur dragen, zou als de pylen van Xerxes’ leger de zon verduisteren; wanneer men ze ophief by ‘t licht van die zon, in-stee van ze saamgerold te bewaren in ‘n net foudraaltje, tusschen de voering van z’n rokspand, om ze schoorhandend en ter-sluik even te ontrollen in ‘n nauw vertrekje, ongezien, met gegrendelde deur, gesloten blinden, by ‘n nachtpitje…
Welnu, die beide jonge-lieden ontrollen die vaan, en op hun krygsroep: à la rescousse! was myn plicht te antwoorden: hier ben ik! En dat heb ik geantwoord.
Maar zie, ‘n paar dagen later ontvang ik ‘n brief van twee andere studenten, die my – wat vorm en inkleeding aangaat, zeer beleefd – vragen of ‘t waar is dat ik aan die twee schandvlekken hunner hoogeschool ‘n brief zou geschreven hebben, waarin onder anderen voorkomt het woord: beste kerels?
‘Dat vertelt men hier… wy houden ‘t voor laster… wy gelooven ‘t niet voor gyzelf dat erkent, zwart op wit.’
Als ik dus met rooden inkt schreef: ja, ik heb ‘t gezegd! zouden ze ‘t nog niet gelooven.
‘We hebben respekt voor uw kunsttalent…
Dat maakt me den indruk alsof men aan Garibaldi ‘n kompliment maakte over z’n juiste denkbeelden omtrent de garnizoensdienst. Ik heb niets te maken met kunst, kunstigheid, kunstelary, gekunsteldheid, kunstenmaken, en wat dies meer zy.
‘Voor uw kunsttalent, uw waarheidsliefde, uw rechtvaardigheid, zooals we die meenden optemerken in uw werken…
Ei, jongelui, hebt ge dat meenen optemerken in m’n werken! Ei, ei!
Daar is ‘n man die eer, aanzien, toekomst, smyt in ‘t aangezicht der misdadige regeering van ‘n verbasterd volk…
Daar is ‘n man die ‘t leven van zich en de zynen niet acht, waar de prys van dat leven deelgenootschap wezen zou aan de schande van Nederland…
Daar is ‘n man die als Curtius neerspringt in de gapende kloof op ‘t Forum, doch in den sprong vrouw en kinderen meeneemt, of ‘t ook soms te weinig ware, ‘n romeinsch ridder alleen…
Daar is ‘n man die elken dag wordt weggeleid in de woestyn en op de tinne des tempels… die elken dag de koninkryken dezer aarde voor zich ziet uitgespreid als wat lokäas voor z’n afval… ‘n man, die elken dag den Satan wegstoot om te doen ‘het woord dat geschreven staat’ in z’n hart…
Daar is ‘n man die den langen weg kiest naar Golgotha… niet om dáár te worden gekruist alleen, maar om te worden gekruist by elken voetstap… weder en weder, en telkens weder, ten-pleiziere van Schmoel en konsorten…
Daar is ‘n man die dat alles deed, doet, draagde en draagt, leed en lydt om zyner zaak’s wille…
Om-den-wille van het recht…
En dan komen er ‘n paar…
‘Uwe werken zyn door de respektabelste jongelui gelezen en herlezen…
Dan komen er ‘n paar ‘respektabelste’ jongelui dien man vertellen dat ze uit z’n werken meenden te hebben opgemerkt dat hy liefde had voor waarheid en rechtvaardigheid!
Ei, respektabelste jongelui, hebt ge dat inderdaad meenen te merken?
Schaamt u!
En gy, zoogenaamde hoogleeraren onzer zoogenaamde hoogescholen, treedt af, en neemt patent als laagleeraren die ge zyt. ‘t Is uw schuld, uw schuld, uw grootste schuld, jeugdbedervers!
Hoe, ge leert onze jongelingschap preeken en bidden, pleiten en ontleeden, taalknoeiers en prozodie, wetuitleggen en schriftgeleerdheid… en by dat alles – neen, dóór dat alles – vergeet ge hun te leeren wat ‘n mensch is? Uw ‘respektabelste’ jongelui praten van kunsttalent tegen iemand die nooit dacht aan kunst? Ze zien slechts ‘n boek, ‘n menigte letters en woorden in zekere volgorde gedrukt op papier, in de protesten tegen Nederlandsche schande en Nederlandsche misdaad? Ze hebben van u slechts geleerd klanken en frazen te beoordeelen – en hoe! – waar daden geschied zyn? Treed af, zeg ik u, weest eerlyk en doet afstand van de anders zoo schoone roeping om meetewerken tot de vervulling der Spes Patriae die voor ‘n groot deel in uwe handen is… helaas!
Hoe, ge praat, preekt, katechizeert, leest diktaten voor van ‘t jaar nul, en by dat alles – weer: dóór dat alles – vergeet ge dat er maar één bron is, één bron van groote gedachten: het hart?
Schande over u, schriftgeleerden!
En gy ‘respektabelste’ jongelui, die meende optemerken dat ik liefde had voor waarheid en rechtvaardigheid…
Onder erkenning uwer verwonderlyke scherpzichtigheid, en om u te overtuigen dat uw meening redelyk juist is, geef ik u den raad uw alma mater vaarwel te zeggen, en plaats te nemen in de een of andere kruieniery. Misschien ook is er ‘n vakature by de drukkery van ‘t traktaatgenootschap. Daar kunt ge u vergasten op letters, woorden, frazen… zonder eind.
En in dien winkel, of op die drukkery, tusschen ‘t plakken van ‘n paar peperhuisjes, of ‘t zetten van twee vodjes over ‘Zoendood’ en ‘Genade’… tusschen die bezigheid in, als ge wat tyd hebt:
Schaamt u!
kempis poetry magazine
More in: DICTIONARY OF IDEAS, Multatuli, Multatuli