Merel van der Gracht: Adriaan en de anderen (23)
Adriaan en de anderen
Een toekomstroman waarin de literatuur wordt gered
en het Huis van Oranje tot bloei komt
door Merel van der Gracht
drieëntwintig
Geluk is niet te koop
Tegen zevenen hadden zich een vijftigtal daklozen, bedelaars, spuiters, slikkers en enkele vroeger stervensberoemde auteurs, onder wie Movo van Brabant, verzameld voor het gebouw van het Leger des Heils.
Movo propte zijn lievelingsmanuscript in de binnenzak van zijn ruime regenjas. Pijnlijke tanden, stond er in ferme letters op.
Pijnlijke handen was zijn laatst uitgegeven boek, een waar verhaal over zijn zwerftochten langs uitgevershuizen, met winkelkarren vol onafgemaakte manuscripten.
Zijn overgewicht en het gewicht van duizenden beschreven vellen hadden van hem een schuifelaar gemaakt, die zich voortsleepte van portiek naar portiek. Maar meestal zat hij, als het ware vastgegroeid, in het portiek van het Leger des Heils aan de Warmoesstraat. Zijn nieuwe thuis. Daar werd hij wekelijks door hulpvaardige gristelijke handen in bad gedaan.
Kolonel Groothart-Huizinga opende de deur. Het haveloze volkje, geurend naar het zuur van de straat, stroomde binnen. Movo parkeerde zijn karretje met manuscripten in het berghok en sjouwde naar de toiletten, want handen wassen was verplicht.
Movo keek op toen hij in de spiegel van het waslokaal het frisse gezicht zag van de altijd jong lijkende schrijver Arnon Groenberg, ooit een groeibriljant aan de kroon van de Nederlandse Letteren. Een jaar of tien geleden had hij Movo van de troon gestoten, maar door verkeerde beleggingen in Duitse hotels en een huwelijk met een overjarige oorlogsweduwe, was hij aan de grond geraakt.
Arnon, altijd bang voor bekende mensen, vluchtte meteen weg toen hij de majestueuze kop van Movo zag en hij kroop in de klerenkast, waarin hij altijd de nacht doorbracht.
Zijn handen inzepend, raakte Movo in gesprek met Rijkman Groen, eertijds directeur van De Rijksbank van Nederland, maar door speculaties aan lager wal geraakt. Rijkman, vroeger multimiljonair, bezat geen cent meer. De Engelse Verdeelsleutelbank, die de Rijksbank had overgenomen, had de voormalige directeur tot op het hemd uitgekleed. Maar Rijkman, een Bourgondisch en vrolijk type, rouwde er niet om.
‘Geweldige dag gehad vandaag,’ schalde Rijkman, die elke ochtend de dag plukte als een groot geschenk. ‘Helemaal naar Buitenveldert gelopen.’
‘Wat is daar zo bijzonder aan?’ vroeg Movo.
‘Ik heb genoten van het uitzicht op al die kapitale huizen waarvoor ik vroeger de hypotheken heb verschaft. Je moet de gezichten van die lui zien, allemaal grijs en grauw door de zorgen voor morgen. De aflossing, de rente. Dom dom dom.’
‘Als zij zo ongelukkig zijn, dan heb jij er toch schuld aan?’ zei Movo.
‘Ja, maar toen ik nog bankier was, wist ik niet beter. Toen dacht ik nog dat je het geluk kon helpen met geld. Nu weet ik dat het geluk je komt aanwaaien met elke ademtocht.’
Fluitend liep Rijkman naar de eetzaal, zich verheugend op de dagelijkse portie stamppot met spekjes.
Terwijl Movo zijn handen afspoelde, dacht hij na over weer een nieuw boek. Rijkman inspireerde hem altijd. De titel welde onmiddellijk in hem op. Geluk is niet te koop. Daar moesten zeker duizend bladzijden over vol te schrijven zijn.
Movo slofte naar de eetzaal. Hij plofte naast Bartje Sjap, de dichter met de lange nek. Voor Bartje was elke stoeptegel een podium van waaraf hij de honderd gedichtjes die hij in zijn leven had geschreven naar het publiek schreeuwde.
De kolonel schepte de borden vol.
‘Smakelijk eten,’ zei Movo.
‘Insgelijks,’ brulde Bartje en viel als een hongerige wolf aan.
Movo proefde. De ingrediënten die zijn moeder voor potazie gebruikte, zaten er niet in. De brij was zonder liefde bereid. Teveel spekvet. Jansaliekruid en sjalotjes waren vergeten, net als de plakken boerenrookworst die bij stevige kost hoorde. De prak smaakte naar de kloten van de kok.
Het leek de meesten niet te deren. Hun smaak was door drugs en droesem zo verflauwd dat ze geen verschil meer proefden tussen een gehaktbal en een biefstuk. Biefstuk?
Plotseling dacht Movo terug aan de jaren dat hij zich regelmatig afzonderde in het rustieke Château Sint-Gerlach in het hemelse Zuid-Limburg, waar hij dagelijks de meest luxueuze spijzen at en de meest bejubelde wijnen dronk. Toen kon hij het zich nog permitteren om elke dag een paar honderd euro uit te geven voor een fles Brut. Treurig dat hij nu achter een bord eten zat dat vijftig cent mocht kosten.
Voor Adriaan en de anderen: het volledige verhaal vanaf hoofdstuk 1…..HIER…..
Hoofdstuk 23 – Woensdag 14 april 2010 (vervolg donderdag)
Adriaan en de anderen verschijnt op 7 mei 2010 bij Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90
E-mail: merelvandergracht X kempis.nl ( X = @ )
kempis poetry magazine
More in: -Adriaan en de Anderen, Merel van der Gracht