Van Abbe Museum: Het museum als tijdmachine
VAN ABBE MUSEUM EINDHOVEN
Het museum als tijdmachine
Play Van Abbe – Deel 2: Tijdmachines
april 10 – september 2010
Het museum ‘speelt’ met de tijd. Het is als het ware een grote machine om verleden, heden en toekomst te kunnen ordenen. Op 10 april gaat, onder de noemer Tijdmachines, het tweede deel van Play Van Abbe van start met een drietal bijzondere tentoonstellingen. In Tussen Minimalismen heeft het Deense kunstenaarscollectief SUPERFLEX een keuze gemaakt uit de museumcollectie. Daarnaast is een retrospectief van de Poolse na-oorlogse schilder Andrzej Wróblewski te zien en de tentoonstelling
Museummodules toont vier historische museumpresentaties op onconventionele wijze. Deze drie qua vorm en inhoud uiteenlopende tentoonstellingen maken deel uit van het vierluik Play Van Abbe. Ook dit tweede deel van Play Van Abbe – dat nog loopt tot half september – wordt de komende maanden aangevuld met lezingen, filmvertoningen en andere activiteiten.
Tussen Minimalismen
Het Van Abbemuseum nodigde het Deense kunstenaarscollectief SUPERFLEX uit een tentoonstelling te maken met werken uit de verzameling van het museum. SUPERFLEX houdt zich bezig met thema’s op het raakvlak tussen kunst en economie. Een van die thema’s is de toegang tot informatie voor iedereen en de beperking daarvan door het rechtssysteem. SUPERFLEX selecteerde werken op basis van onderwerpen als serialiteit, (massa)productie, distributie, copyright en het kunstwerk als concept. In Tussen Minimalismen zijn werken te zien van onder anderen Carl Andre, Daniel Buren, Dan Flavin, Donald Judd, Bruce Nauman en Sol LeWitt. Ingaand op de artistieke gedachtes uit de jaren zestig over het kunstwerk als louter een concept, toont SUPERFLEX een speciaal voor deze tentoonstelling ontwikkelde installatie die het eigendom en de verspreiding van en toegang tot informatie onder druk zet.
Wróblewski
Naar de marge en terug – Andrzej Wróblewski is de eerste grote overzichtstentoonstelling van Andrzej Wróblewski (1927-1957) buiten de Poolse landgrenzen. Zijn werk laat zien dat de artistieke experimenten in het naoorlogse Polen eenzelfde intensiteit kennen als in het Westen. Met dit retrospectief wil het van Abbemuseum het begrip van moderne kunst in een breder geografisch verband plaatsen. De tentoonstelling zet de vaste kaders voor het veelal westerse verhaal van de kunst op losse schroeven en reflecteert in de zijlijn op de bijdrage van het museum aan het ontstaan van onze vertrouwde geschiedenis.
Museummodules
De tentoonstelling Museummodules bestaat uit vier eigentijdse interpretaties van presentatievormen uit de twintigste eeuw. Deze historische modellen die door genodigde kunstenaars, ontwerpers en onderzoekers onder de aandacht worden gebracht, geven – door hun diversiteit in uiterlijke verschijningsvormen – een boeiend inzicht in de museale geschiedenis. Onderzoeker Kai-Uwe Hemken en vormgever Jakob Gebert realiseren postuum het ontwerp voor de Raum der Gegenwart van kunstenaar László Moholy-Nagy en museumdirecteur Alexander Dorner uit 1930. Het Berlijnse Museum of American Art geeft zijn speelse maar ook verontrustende visie op de ontstaansgeschiedenis van het Museum of Modern Art (MoMA) in New York. Verder onderzoekt de cineast Florian Schneider samen met Kim de Groot Malrauxs visioen van een Musée Imaginaire en kijkt naar de onbetwistbare invloed van fotografie op de
ontwikkeling van het museum. Tenslotte actualiseert beeldend kunstenaar Wendelien van Oldenborgh een tentoonstellingsconcept van de Italiaanse architect Lina Bo Bardi uit 1968. Deze hedendaagse bewerkingen van historische presentatiemodellen ontmaskeren het vertrouwde beeld van het moderne museum en suggereren de mogelijkheid van een heel ander museum in de toekomst.
Tijdmachines
De drie bovengenoemde tentoonstellingen zijn onderdeel van het tweede deel van het veelzijdige 18 maanden durende programma Play Van Abbe waarin wordt gezocht naar de rol van het museum voor hedendaagse kunst in de 21e eeuw. Ieder deel van het programma kijkt naar het functioneren van het museum in verleden, heden en toekomst. In deel 2 van Play Van Abbe staat de factor tijd centraal. Tijdmachines gaat over de vraag hoe (kunst)geschiedenis wordt geschreven en stelt daarbij het traditionele perspectief op het museum ter discussie. Dit deel breekt resoluut met de opvatting dat het museum neutraal en objectief is. In tegendeel: er wordt gesteld dat het museum een tijdmachine is die subjectieve mechanismen hanteert om tijd te ordenen en haar kunst te verzamelen en te presenteren.
Vanuit een metaperspectief kunnen de drie tentoonstellingen dan ook worden beschouwd als museale experimenten. In Tussen Minimalismen toetst SUPERFLEX cruciale thema’s die door kunstenaars uit de jaren zestig en zeventig aan de orde werden gesteld. SUPERFLEX legt daarbij de spanning bloot tussen informatie-uitwisseling en de beperking daarvan door economische belangen die beschermd worden door het copyright. Een spanningsveld dat overal in onze samenleving vrijwel dagelijks wordt gevoeld. Geheel anders wordt de tijdsfactor benaderd in Naar de marge en terug – Andrzej Wróblewski. Deze retrospectieve van Wróblewski laat een van de meest traditionele tentoonstellingsvormen zien. Des te meer ligt de nadruk erop de geschiedenis te herschrijven door een in het Westen relatief onbekende Poolse schilder in de schijnwerpers te zetten. Museummodules laat misschienwel het meest directe perspectief op de museale praktijk zien door historische tentoonstellingsmodellen te confronteren met hedendaagse museale conventies.
Conservatoren:
Tussen Minimalismen: SUPERFLEX, Daniel McClean en Christiane Berndes
Naar de marge en terug: Andrzej Wróblewski: Magdalena Ziólkowska
Museummodules: Diana Franssen en Steven ten Thije
fleursdumal.nl magazine
More in: Art & Literature News