Merel van der Gracht: Adriaan en de anderen (06)
Adriaan en de anderen
Een toekomstroman waarin de literatuur wordt gered
en het Huis van Oranje tot bloei komt
door Merel van der Gracht
zes
De stemmen van Remco
Het werd minder druk bij de supermarkt. Bovendien hadden de mensen alleen nog maar oog voor de bijna voltooide tekening van Maxima. Ze zagen Tjeepie niet meer zitten. Die begreep dat ze actief moest worden om gezien te worden, want Luud trok alle aandacht.
Ze haalde de jaargangen van het Tijdschrift voor Filosofie te voorschijn en begon luid haar stellingen te verkondigen. In haar hand hield ze het blad met de foto van zichzelf op het omslag, een jonge schrijfster nog, met schitterend blond springerig haar, in een bevallige pose liggend op een kleedje voor een open haard. Ze wist niet meer helemaal zeker of zij het was. Was het niet de schrijfster Hermien de Braaf geweest die, liggend op een haardmatje, was gefotografeerd, opzichtig haar lange haren kammend? Had Tjeepie die pose van Hermien overgenomen?
Met luide stem probeerde ze het volk te bewegen het blad in te kijken, maar de mensen keken langs haar heen. Ze kenden het oude vrouwtje wel. Ze stond immers al jaren, zowel ’s zomer als ‘s winters voor de passage. Niemand reageerde op haar. De voor een groot deel islamitische of gristelijke Amsterdammers hadden genoeg aan de Koran en de Bijbel en hielden zich niet bezig met filosofisch gezeur. Dat was iets voor een paar verdwaalde schrijvers, die zich vastklampten aan theorieën uit een tijd toen men van genen en erfelijkheid nog geen benul had.
Een mollige roomse lapjeskat zat van afstand naar Tjeepie te kijken. Opeens zag Tjeepie haar. Daar had je dat kreng weer! Ze schrok een beetje van de blik in de ogen van de kat. Ze kende haar. Ooit had ze het dier nog op schoot gehad en geaaid, maar ze had het beest beter de strot dicht kunnen knijpen, want later had het stuk ellende haar veel last bezorgd.
‘Hee meid.’
Tjeepie herkende de krakende stem van Remco Schamper.
‘Ha, allenije ziel,’ zei Tjeepie.
‘Ik alleen?’ Remco haalde zijn schouders op. ‘Ik draag alle geliefden die ik in de loop der jaren heb bezeten altijd met me mee. Hun stemmen zitten voor eeuwig in mijn hoofd. In mijn kop is het een gezellige boel.’
‘Jebruik je een I-pod?’ vroeg Tjeepie.
‘Welnee, zo nieuwerwets ben ik niet. Ik bedoel dat ik al die meiden hoor. Ze praten steeds door elkaar heen. Echt meiden.’
‘Daar zit je dan mooi mee,’ zei Tjeepie. ‘Mijn lieven jaan allemaal dood en dan houden ze hun mond. Als ik stemmen hoor, dan is het de stem van mezelf, vroejer, in mijn herinnering. Op het podium in sjouwburjen, met Adriaan en Jarritje, en een paar van die dronken Vlamingen die met zo’n rare tongval spraken.’
‘Net als jij?’
‘Ik?’ Tjeepie was verbaasd.
‘Nou ja,’ zei Schamper, ‘als het geen tongval is, dan is het een spraakgebrek.’
Hij kocht zijn krantjes en slofte huiswaarts.
Tjeepie richtte zich weer tot het publiek. Maar haar poging om contact te leggen met passanten bleef vruchteloos. Ze wist wel hoe het kwam. Die kat met haar felle ogen verpestte altijd alles. Dat beest had de duivel in zich. Ze was net zo rooms als de duivel rooms was, de Satan die immers niet zonder roomse zielen kon.
Hoofdstuk 6 – Maandag 22 maart 2010 (vervolg dinsdag)
Gelijkenis met bestaande personen is toevallig. Auteurs die zich in niemand van de opgevoerde personen herkennen, moeten nog wachten op eeuwige roem. Koosje en Deesje zijn wel naar hun ware leven getekend. Luud Es bestaat echt. Zijn ideeën leven voort.
E-mail: merelvandergracht X kempis.nl (X = @)
kempis poetry magazine
More in: -Adriaan en de Anderen, Merel van der Gracht