Merel van der Gracht: Adriaan en de anderen (04)
Adriaan en de anderen
Een toekomstroman waarin de literatuur wordt gered
en het Huis van Oranje tot bloei komt
door Merel van der Gracht
vier
Over een Hollandse paus en de coup van Jan Manderijn
De kersverse paus van Nederlandse afkomst, Antonius Bodarius, keek door het vliegtuigraampje naar beneden. Zijn Nederlandje lag er nog net zo fijn gestreken bij als altijd. Vanuit de lucht merkte je niets van de onrust onder de mensen, veroorzaakt door de machtsgreep van Jan Mandarijn. Jan, die voor de zoveelste keer uit het kabinet was gehouden door een middel van ‘cordon sanitaire’ van de andere grote partijen, had de macht gegrepen. Jan had zijn volksleger van dokwerkers, kippenslachters en klanten van de sociale dienst ingezet. Het leger van het grauw, zoals het door de grijze VVD partijbons Hans Kriegel was genoemd voordat hij onder curatele was geplaatst, had het Catshuis ontruimd en had vrij baan gemaakt voor een door Jan ‘democratische overname’ genoemde coup. Feitelijk bestond zijn regering uit één persoon, alleen hij, hoewel hij een aantal van zijn vrienden minister noemde en de gristenmens André Koevoet als vicepremier naast zich duldde.
Het zien van het keurig verblokte en geschoren landschap deed Bodarius plots aan zijn vroegere overhemden denken.
‘Weet jij of de fijnstrijkerij Erven R.K. Fens in de Kinkerstraat nog bestaat?’ vroeg hij aan zijn secretaris monseigneur Everardus de Jong, voormalig coadjutor van het Bisdom Roermond.
‘U bedoelt de wasserij en fijnstrijkerij waar Barrie zaliger, uw allergrootste Nederlandse schrijver aller tijden, zijn overhemden liet doen?’
‘Ja, die. Misschien zijn ze wel failliet gegaan nadat R.K. Fens is overleden.’
‘Welnee. Zijn leerling Gabriël Meerman heeft die zaak overgenomen. Voor korte tijd. Na zijn plotseling verscheiden nam gladstrijker Bas Fijne Was het strijkijzer ter hande.’
‘Bas Fijne Was? Was dat niet die letterknecht van de Nieuwe Rommeldamse Courant?’
‘Ja. Hij schreef colums over van alles en nog wat. Heel crudiet. Hij kan alles. Hij strijkt bijna net zo fijn als R.K. Fens zaliger. De zaak heet nu Fijnstrijkerij Erven R.K. Fens en Meerman.’
‘Barrie wisselde vier keer per dag van overhemd,’ zei Bodarius. ‘Het scheelt als ze zo’n grote klant kwijt zijn. Misschien kunnen we de Erven R.K. Fens en Meerman redden door de heer Fijne Was mijn superplies te laten strijken.’
‘U bent altijd zo sociaal,’ zei Everardus. ‘U weet dat Bas Fijne Was ook aan boekrestauratie doet?’
‘Zo? Is hij ter zake kundig?’
‘Ja. In het geniep strijkt hij ook boeken. Vooral verkreukelde prachtuitgaven van Droomkind en Kwamreets, die nu op de Nieuwe Index staan.’
‘Misschien dat ik hem dan mijn prachtexemplaren van de Heksenhamer en de geschriften van paus Adrianus, mijn illustere Nederlandse voorganger in het Vaticaan, kan laten restaureren. Aan de Heksenhamer ben ik zeer gehecht. Misschien komt dat boek tijdens mijn pontificaat nog van pas.’
‘Gelooft u in heksen?’
‘Ik begin erin te geloven,’ zei Bodarius. ‘Die Rooie Leen, en die Jarre Telle, dat zijn ware sekreten. Voor die twee zou ik graag een heksenverbranding organiseren.’
‘Misschien vinden ze dat juist lekker,’ zei Everardus. ‘Vurige tongen. Je doet er hen een plezier mee.’
‘Zijn de dames dan zo masochistisch?’
‘Kun je wel zeggen. Ze gaan zelfs met soldaten uit het Rode Leger van Jan Mandarijn naar bed.’
‘Als ze zo ver heen zijn, zijn ze niet meer te straffen.’
‘Toch wel,’ zei Everardus. ‘Rooie Leen alleen op Rottummeroog, dat moet een helse straf voor haar zijn.’
‘Tja, vroeger had ze veel succes met haar boeken: Het geluk hangt voor het grijpen en Liefde op de afwerkplek. Ik neem aan dat die nu ook op de index staan?’
‘Uiteraard,’ zei Everardus.
‘Het is tijd om u te kleden, Uwe Heiligheid,’ zei Edgar Wolf, de oude modekoning die persoonlijk zorg droeg voor de pauselijke kleding. Hij sliste een beetje, omdat hij altijd een paar kopspelden tussen zijn lippen had. Edgar, de befaamde ontwerper, was door Bodarius als kleermaker ingehuurd. ‘En trek maar een extra warme toog aan. Op Schiphol kan het behoorlijk tochten.’
Het vliegtuig begon aan de landing. Soms benamen vlagen mist het uitzicht op het aangeharkte land.
Bodarius werd opgewacht door een legertje journalisten, onder wie Andries Nevel, die al sinds jaren de eretitel ‘De Protestantse Hostie’ droeg vanwege zijn onvermoeibare inzet voor toenadering tussen protestanten en katholieken. En omdat hij altijd pepermuntjes at. Ooit was hij zwaar hervormd, maar na de uitverkiezing van Bodarius tot tweede paus in de Nederlandse geschiedenis had hij op tv uitgeroepen: ‘Hij is ook míjn paus! Onze paus! De paus voor alle Nederlanders.’ Hij had in het midden gelaten of hij in feite alle gristelijke Nederlanders bedoelde of ook de andere groepen, zoals de ongelovigen, de jehova’s, de hindoes en de moslims.
Zoals altijd genoot Bodarius van de camera’s die op hem waren gericht.
Hij liet zich omarmen door minister-president Mandarijn, die hoogstpersoonlijk naar Schiphol was gekomen om door zijn aanwezigheid te laten zien dat alle plooien tussen Kerk en staat waren gladgestreken.
‘Waar overnacht ik, Everardus?’ mompelde Bodarius tussen de bedrijven door.
‘Kras,’ zei Everardus. ‘Midden in de stad. Tegenover het paleis van de koningin. Uw vertrouwde kamer is ook nu voor u gereserveerd.’
‘Fijn,’ zei de paus. ‘Toen ik nog een studentje was, sliep ik er al met mijn vriendjes. Ik heb het bed op die kamer uitgewoond. Van voeteneind…’
‘Ssst,’ deed Everardus. ‘U praat weer wat veel.’
Hoofdstuk 4 – Donderdag 18 maart 2010 (vervolg vrijdag)
Gelijkenis met bestaande personen is toevallig. Auteurs die zich in niemand van de opgevoerde personen herkennen, moeten nog wachten op eeuwige roem. Koosje en Deesje zijn wel naar hun ware leven getekend. Luud Es bestaat echt. Zijn ideeën leven voort.
Correspondentieadres e-mail: merelvandergracht X kempis.nl (X = @)
kempis poetry magazine
More in: -Adriaan en de Anderen, Merel van der Gracht