Hendrik Marsman: 3 Gedichten
Hendrik Marsman
(1899-1940)
Vrouw
Lichaam, wentelend al-leven.
gedrochtelijk staan wij en massaal geheven
tegen de rottend-paarse hemel van verlangen
hijgende nacht
mijn vale handen tasten even
het slierend kransen van uw blauwe haren,
die, gif en scheemring, vachten hemel waren
over al-ruimte, uw gelaat, ivoor ovaal,
waarin uw ogen, spitse spleten, hangen:
een groen signaal.
De voortekenen
Soms was zij heel de dag met zichzelve alleen.
langzaam boog zij zich dan af naar de wand
en zij verdween in onzichtbare verten; hij bleef alleen
achter, wachtende of zij wel keren zou uit dat land.
later keerde zij dan, maar zij was zo doordrenkt
door vijandige geuren en vreemde, geheimzinnige glansen,
dat hij zich door haar kussen verraden vond, en zich, gekrenkt
door de tederheid van haar machteloos en vermoeid erbarmen
langzaam uit de angst van haar tengere armen bevrijden moest.
Herfst
De avonden donkeren al.
dit is het regenende jaargetijde
waarin wij haar eenmaal ten grave droegen;
ook toen sloegen de bladeren en de regen
over de paden en de zwarte wegen
en het woei duister in de donkre groeve.
alleen was het toen vroeger herfst
en droever.
Hendrik Marsman poetry
fleursdumal.nl m a g a z i n e
More in: Archive M-N, Marsman, Hendrik