Or see the index
Adriaan en de anderen
Een toekomstroman
waarin de literatuur wordt gered
en het Huis van Oranje tot bloei komt
door Merel van der Gracht
tweeënzeventig
Adriaan trok aan de deurbel van de Abdij van Egmond. Het geluid klonk hol in de gang. Hij rilde. Even overwoog hij zich om te draaien.
‘Nu doorzetten, Adriaan,’ sprak Deesje.
‘Zeker. Dit lijkt me een van de weinige veilige plekken voor mannen,’ zei Adriaan. ‘Totaal vergeten.’
‘Voor mannen?’ Deesje keek hem verbaasd aan. ‘Maar als ze geen vrouwen opnemen?’
‘Alle zondaars zijn hier welkom. Niet alleen de hoeren, maar ook hun klanten.’
‘Misschien juist de klanten,’ zei Deesje.
De deur ging open.
Adriaan keek in de verbaasde ogen van een pater, gekleed in een wijde bruine toog die als een zak om hem heen hing.
‘U zoekt?’ vroeg de pater, met een beetje consumptie.
‘Ik wil hier komen wonen,’ zei Adriaan.
‘En die kat?’
‘Ze staat hier toevallig ook,’ zei Adriaan. ‘Zoals ik naar het Woord zoek, zoekt zij naar een schoteltje melk.’
‘De haan zal kraaien voordat ge mij verloochend hebt,’ siste Deesje.
‘Zij is wel Bijbelvast,’ zei de pater. ‘En u?’
‘Ik ben een discipel van Sebastianus,’ zei Adriaan. ‘Die met pijlen doorboorde heilige. Hij heeft zo’n mooie wonden.’
‘Ja, een echte man, die Bas,’ zei de pater gul. ‘Ook bij ons staat hij in hoog aanzien. Maar denkt u dat u roeping voelt voor het ascetische kloosterleven?’
‘Ik wil leven in een veilige gemeenschap,’ zei Adriaan. ‘Mijn oude dag. In stilte. Zonder schijnwerpers.’
‘Dan ben je hier op de goede plek,’ zei de pater. Zijn lippen maakten een zoenbeweging. Adriaan voelde zijn edele deel opwippen in zijn ruime broek, waarin altijd plaats was voor fysieke groei.
‘En ik?’ vroeg Deesje.
‘Katten verwijzen we door naar de zusters benedictinessen,’ zei de pater. ‘De zusters van het Eeuwigdurend Gebed. Die nemen poesjes op, om hen wakker te houden in de nacht. Poezen zijn toch nachtdieren?’
‘Ze hoort bij mij,’ zei Adriaan.
‘In dat geval is het overmacht,’ zei de pater. ‘Kom binnen. Mijn naam is pater Tarcisius.’
‘Een van mijn geliefde martelaren,’ zei Adriaan en stapte binnen. Toen hij over de drempel was, besefte hij dat hij de wereld achter zich liet. Ditmaal voor goed. Zijn laatste twijfel werd weggenomen door de jonge monnik die met zijn dikke lippen zuiggeluidjes maakte.
‘We hebben speciale kamers voor novicen en late roepingen,’ zei Tarcisius. ‘Wat minder saai dan onze sobere cellen, om de overstap uit het volle leven naar deze stille wereld wat makkelijker te maken. Onthechting is een proces. U krijgt de tijd om aan het kloosterleven te wennen. Maar als ik eerlijk mag zijn….’
‘U bent toch altijd eerlijk?’
‘Deugden heb je niet, maar leer je aan,’ zei de pater. ‘Wij doen hier ons uiterste best om een deugdzaam leven te leiden, maar ik mag niet ontkennen dat ook bij ons het vlees soms zwakker is dan de geest. Het belangrijkste is dat de wil aanwezig is. God vergeeft veel.’ Even streelde hij Adriaan door zijn zilvergrijze nekharen.
‘Ik heb altijd graag in een commune, ik bedoel, in een klooster, willen leven,’ zei Adriaan.
‘Dan bent u hier op het juiste adres.’
‘Heerlijk dat te horen,’ zei Adriaan, die zijn uiterste best deed om het beeld van deze lippen rond zijn edele deel uit het hoofd te bannen.
‘Ik zal u eerst aan vader Savonius, de abt, voorstellen,’ zei Tarcisius. ‘Komt u maar mee naar zijn salon.’
Ze liepen door de witte, van licht zingende gangen. Tarcisius klopte aan.
‘Ah, kom binnen.’ Achter een computer zat een oudere priester. De abt.
‘Maar maar, ik ken je toch!’ zei Adriaan verheugd. ‘Dominee Gremdaat!’
‘Ja ja.’ De oude abt stond op. ‘Ook míjn wegen zijn wonderbaar.’
‘We hebben samen gedichten voorgedragen!’
‘Ja ja,’ zei de abt. ‘In een vorig leven was ik dominee, maar nadat ik over Sebastianus had gelezen, en ik hem begon te vereren, ben ik rooms geworden. Mijn vriend en ik zijn ingetreden.’
Het viel Adriaan op dat aan de muren, tussen portretten van roomse heiligen, het portret van Droomkind hing, de lang geleden in een waas van vergetelheid overleden apostel van de herenliefde, die bij het Vaticaan was voorgedragen voor zaligverklaring.
‘Wij zijn altijd blij met nieuwe roepingen,’ zei vader Savonius. ‘In de vorige eeuw kozen steeds minder mensen voor een leven gewijd aan een hoger en geestelijk doel. Maar de nieuwe orde van Mandarijn maakt de mensen rijp om aan de wereld te verzaken.’
‘Ik heb al eens eerder roeping gevoeld. Ik was ooit in een ashram in India. Hare Krishna.’
‘Dat soort typen hebben we al meer opgevangen,’ zei broeder Tarcisius. ‘Vrolijke zielen. Ze houden van zingen. Ze peppen de sfeer in het klooster wel op, al hebben ze wel wat moeite met gregoriaanse gezangen. Hoe lang denk je te blijven?’
‘Misschien wel voor goed.’
‘Ik zie je vanavond bij de lauden in de kapel,’ zei Savonius.
Ze lieten hem alleen en liepen door de kloostergangen naar de cellen.
Tarcisius opende een deur. Een sobere kamer. Een bed. Een nachtkastje. Een po. Het was er een beetje koud. Uit een luidspreker klonk, als geruis, zacht gregoriaans gezang.
Adriaan rilde ervan.
‘Kan dat geluid af?’
‘Nee. Dat horen we hier dag en nacht.’
‘Het is hersenverwekend,’ zei Adriaan.
‘Pas als je het niet meer hoort, hoor je echt bij de club.’
‘Het lijkt wel hersenspoeling.’
‘Welnee. Om erbij te horen, moet je als de anderen zijn.’
‘Dat klinkt communistisch.’
‘Dat is het ook,’ zei Tarcisius. ‘We benadrukken het zelfs in de communie. De eenwording met Christus. Goede katholieken zijn ware communisten. Of socialisten, als je wilt.’
‘Daar vlucht ik net voor weg,’ zei Adriaan.
‘U moet nog veel leren,’ zei Tarcisius. ‘Maar we hebben een ruime bibliotheek, boeken van de grote kerkvader Augustinus tot en met de laatste werken van Zijne Heiligheid Antonius Bodarius.’
‘Fijn.’
‘Maak het je gerieflijk met wat eigen dingen,’ zei Tarcisius. ‘Die kat kun je als hoofdkussen gebruiken.’
‘Denkt u dat ik een goede keus heb gemaakt?’ vroeg Adriaan twijfelend. Hij vond de cel toch wat sober. ‘Heb ik echt wel roeping? Als jullie hier binnen de muren feitelijk hetzelfde zijn als de mensen buiten, wat zoek ik dan hier?’
‘Overgave,’ zei Tarcisius. ‘Je moet nu even doorzetten. Je moet kiezen tussen dit leven in soberheid of de gevaren van de stad.’ Hij streelde Adriaan over zijn kruis.
‘Je laat me weinig keus,’ hijgde Adriaan. Hij zakte op bed en trok Tarcisius over zich heen.
‘Niet alles is ons ontzegd,’ fluisterde Tarcisius in zijn oor. ‘Dienstbaarheid is een deugd en ook een vreugd.’ Zijn volle lippen zochten Adriaans mond.
Door het raampje zag Adriaan de donkerende lucht waarin sterren verschenen. Wat was het heelal groot! Hoe vrij kon een mens in deze wereld zijn?
Vrijheid? Adriaan begreep ineens dat je, als je besefte dat je slechts een klein korreltje in de kosmos was, pas echt begreep wat vrijheid betekende. Hij en Tarcisius, die hier van elkaar lagen te genieten, in de bescherming van het klooster, twee minuscuul kleine korreltjes zand op het strand van het universum. Tevredenheid over het eigen kleine zijn, het was een groot goed. Even dacht hij aan de ondoorgrondelijke boeken van Barrie die hij in zijn jeugd had gelezen, toen hij op zoek was naar zijn eigen identiteit. De teksten over het zijn en het niet-zijn die elkaar vonden in een samensmelting: tegelijk alles én ook niets.
‘Ben je ook gek op chocolade?’ vroeg hij toen hij voelde dat Tarcisius zijn edele deel likte.
‘Mum,’ zei pater Tarcisius. ‘Toen God jou schiep, heeft zijn hand niet getrild. Dit is werkelijk een edel deel.’
‘Ik weet het,’ zei Adriaan. ‘In de liefde ben ik perfect.’
‘Heb je het nu naar je zin?’ vroeg Deesje die in de vensterbank zat. Maar Adriaan hoorde haar niet omdat pater Tarcisius luid kreunde.
Hoofdstuk 72 (wordt vervolgd)
Adriaan en de anderen: Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90 te bestellen via de plaatselijke boekhandel of via ► Bol.com
E-mail: merelvandergracht X kempis.nl ( X = @ )
kempis.nl poetry magazine
More in: -Adriaan en de Anderen
Adriaan en de anderen
Een toekomstroman
waarin de literatuur wordt gered
en het Huis van Oranje tot bloei komt
door Merel van der Gracht
drieënzeventig
‘Misschien moet’n wie ook maor ‘ns naor huus gaon,’ zei Ronald. De broertjes Krentenbrood liepen over de Dam, richting het slaaphuis van het Leger des Heils.
‘Weettie dan nog waor wie thuus zien?’ vroeg Erwin. ‘Wie zien al zo lang zwervers?’
‘Da is zo,’ zei Ronald. ‘Maor vreuger, da weettie toch ook nog wel, toen waor’n wie ergens thuus. Toen wie jongens waor’n.’
‘In Grunning’n!’ zei Erwin. Zijn gezicht klaarde op. ‘Da waor’n nog eens fijne tieden.’
‘Wie zien in jaor’n nie meer thuus ‘weest. Misschien bestaot ons thuus nie eens meer. Ik hoor er nooit wa euver.’
‘Grunning’n is ook erg ver weg.’
‘Ik zou er toch graog naor toe will’n. Ik denk da ‘t daor nog steeds rustig is.’
‘Hoe koom’n wie daor?’
‘Met de trein.’
‘Hep jij geld?’
‘Nee. Wie moet’n lift’n.’
‘Wanneer gaon wie?’
‘Noe.’
‘Ik hep nog wa spulletjes bie ‘t Leger des Heils staon.’
‘Wa dan?’
‘Zeep. Tandpasta.’
‘Daor gaon wie nie veur terug.’
De twee oude jongens sjokten naar de tramhalte.
‘Hoe denkie ‘n lift te krieg’n?’ vroeg Erwin.
‘Bij de RAI. Daor koom’n mens’n uut ‘t hele land. Elke dag. Wie hoev’n ze maor te vraog’n wie er naar Grunning’n riedt.’
‘Jao, da doen wie. Ik hepper zin aon. Gek, da ik jaor’n nie aon Grunning’n heb ‘dacht en da ik noe opeens terug wil.’
‘’t Is zoiets als het beleufde land,’ zei Ronald. ‘Misschien hadd’n wie er nooit weg moet’n gaon.’
‘Wa hadd’n we dan ‘moet’n?’
‘Misschien hadd’n wie postbode moet’n word’n. Dan hadd’n wie nie veul verdiend, maar waor’n wie rieker ‘weest dan noe.’
‘Misschien kan het nog. Misschien will’n ze ons wel hebb’n bie de post.’
‘In Grunning’n moet’n wie dat maor probeer’n. Ze zull’n ons nog wel kenn’n.’
‘Wie kunn’n ook sandwichman speul’n,’ zei Erwin. ‘Met reclaomebord’n op de buuk en op de rug. En daorboov’n onze beroemde kopp’n. Reclaome laop’n veur de rookworst van de Hema. Of veur de partie van Mandarijn.’
‘Brr, nee,’ zei Ronald. ‘Die kop zie je al euveral. Laot’n wie eerst naor Grunning’n gaon. Heppie nog ‘n paor cent’n veur ‘n baol shag?’
Hoofdstuk 73 (wordt vervolgd)
Adriaan en de anderen: Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90 te bestellen via de plaatselijke boekhandel of via ► Bol.com
E-mail: merelvandergracht X kempis.nl ( X = @ )
kempis.nl poetry magazine
More in: -Adriaan en de Anderen
Adriaan en de anderen
Een toekomstroman
waarin de literatuur wordt gered
en het Huis van Oranje tot bloei komt
door Merel van der Gracht
vierenzeventig
Het werd nacht boven Griend. Twee doodstille figuren keken naar de donker wordende horizon.
Ineens sprong Jan Wolkmens op.
‘Daar is ze!’ riep hij uit. ‘Mijn Tsarina!’
‘Ze is al een jaar dood.’ zei Theodorus.
‘Wat weet jij daar nou van!’ riep Jan. ‘Ze leeft. Ze komt naar ons toe. Ze komt ons redden. Ze heeft emmers water bij zich. Voor jou.’
Theodorus zag een donkere wolk dreigend op hen afkomen. Een soort trechter daalde uit de wolk neer en ging als een hoos door de zee. Een orkaan, dat zag hij zo, ook al had hij er nooit een gezien.
‘We moeten schuilen,’ riep Theodorus. Hulpeloos dwaalden zijn ogen over het lege eiland.
‘Tsarina Tsarina!’ riep Jan. ‘Hier ben ik!’
Het leek of Tsarina hem hoorde. De woedende trechter kwam vlug dichterbij. De zee begon te kolken. De storm vloog hen om de oren. Een hoos water en zand nam hen op en tilde hen van het eiland.
‘We vliegen!’ riep Jan verrukt. Ver boven zich zag hij Theodorus dwarrelen. Als een veertje werd de kleine man naar het oog van de orkaan gezogen.
De vogels van Griend, die in kluitjes bij elkaar zaten om te schuilen onder elkaars veren, hadden nog nooit zoiets wonderlijks gezien.
Hoofdstuk 74 (wordt vervolgd)
Adriaan en de anderen: Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90 te bestellen via de plaatselijke boekhandel of via ► Bol.com
E-mail: merelvandergracht X kempis.nl ( X = @ )
kempis.nl poetry magazine
More in: -Adriaan en de Anderen
Adriaan en de anderen
Een toekomstroman
waarin de literatuur wordt gered
en het Huis van Oranje tot bloei komt
door Merel van der Gracht
vijfenzeventig
Adriaan opende het raam. Even wilde hij naar de sterren kijken, om zich te verpozen.
Verbaasd zag hij hoe een man uit de hemel afdaalde, via een bundel lichtstralen. Hij herkende het zorglijke hoofd van Willem Frederik Stermans, de Grote Schrijver. Hij landde naast het vijvertje in de tuin.
‘Willem Frederik!’ riep Adriaan uit. ‘Dit is een wonder.’
‘Ik kan het zootje hier beneden niet langer aanzien,’ zei Willem Frederik resoluut. ‘Kom op, we gaan Amsterdam bevrijden.’
‘Je bedoelt Mandarijn verdrijven?’
‘En we drijven meteen dat zootje van de Scientology aan de Nieuwezijds de zee in. We maken schoon schip met die aliens.’
‘Ja, dat zou goed zijn,’ zei Adriaan blij.
‘Kom man, we gaan op weg,’ zei Willem Frederik.
‘Maar, ik was juist van plan om bij de benedictijnen in te treden,’ zei Adriaan. ‘Ik voel late roeping. Bodarius wil me persoonlijk tot priester wijden en dan word ik zijn Geheim Kamerheer.’
‘Ben jij ook al gek geworden?’ riep Willem Frederik verstoord. ‘Dat die lui hier wazig zijn in hun hoofd moeten zij weten, maar van jou had ik verstand verwacht.’
Overdonderd keek Adriaan hem aan.
‘Je hebt helemaal gelijk Willem Frederik,’ riep hij uit. ‘Door mijn angst voor de tijdgeest was ik bijna gek. Ik doe met je mee.’
Schouder aan schouder liepen ze de laan uit en gingen op weg om de Amsterdamse grachtengordel te bevrijden.
‘Het moet lukken,’ zei Willem Frederik opgewekt. ‘Zeker nu we God zelf aan onze zijde hebben.’
‘Laat God zich voor een karretje spannen?’
‘God houdt van mij. Ik voel me als door hem gestuurd.’
‘Draaf je nu niet een beetje door naar de andere kant, Willem Frederik? Eerst bestond God niet voor je en nu praat je alsof je Gods Zoontje bent.’
‘Verdomd, daar zeg je wat,’ zei Willem Frederik verheugd. ‘Zo voel ik me, als Gods Zoon.’
‘En dat betekent?’
‘Hoe bedoel je, Adriaan?’
‘Je weet dat God bestaat uit de Drievuldigheid?’
‘Zoiets als de Grote Drie?’ vroeg Willem Frederik.
‘Precies, maar God bestaat uit de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.’
‘Daarmee zeg je dus dat ik, als ik de Zoon van God ben, ook God zelf ben.’
‘Het is moeilijk te begrijpen, maar voor gelovige katholieken is het zo.’
Willem Frederik keek omhoog, naar de plek in het firmament waar hij in de hemel was geweest.
‘God zij dank,’ zei Willem Frederik. ‘En nu naar Amsterdam. Is café Scheltema er nog?’
‘Oh ja.’
‘En café De Kwelling?’
‘Jazeker.’
‘Staat dat warrige Limburgse meisje nog achter de tap?’
‘Je bedoelt Tjeepie? Man, jij bent echt uit de tijd. Die heeft alle stadia van kroonprinses tot gevallen ster al doorlopen.’
‘Ik moet nodig naar Amsterdam,’ zei Willem Frederik. ‘God, wat heb ik die stad gemist.’
Samen zetten ze de pas erin en marcheerden naar de hoofdstad.
Deesje huppelde achter hen aan.
Hoofdstuk 75 (wordt vervolgd)
Adriaan en de anderen: Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90 te bestellen via de plaatselijke boekhandel of via ► Bol.com
E-mail: merelvandergracht X kempis.nl ( X = @ )
kempis.nl poetry magazine
More in: -Adriaan en de Anderen
Adriaan en de anderen
Een toekomstroman
waarin de literatuur wordt gered
en het Huis van Oranje tot bloei komt
door Merel van der Gracht
zesenzeventig (slot)
Weer werd het ochtend in de stad. Maar het was stil. De Amsterdammers sliepen uit.
Een eenzame poes, helemaal van Egmond naar huis gelopen, achter haar baasje Adriaan aan, sprong lenig naar een goot en klom op een dak. Beneden zag ze Movo van Brabant langs de gracht zeulen, met zijn karretje vol halfvergane manuscripten. Als gewoonlijk was hij op zoek naar een uitgever.
Lekker liggend in de zon kroelde Deesje op haar rug. Ze kwam bij van de lange tocht die ze samen met Adriaan en Willem Frederik had ondernomen. Adriaan lag nog te pitten, net als Willem Frederik, die op het logeerbed was neergestreken. Beide heren spaarden krachten om straks stevig uit te pakken.
Deesje was helemaal tevreden. Ze was blij dat ze een kat was. Niemand hield haar in de gaten. Zo kon ze altijd de dans ontspringen.
De zon kietelde haar buik. Wat was het fijn om soms eenzaam te zijn.
EINDE
P.S. Voor alle grote schrijvers die niet in dit boek zijn genoemd: mogelijk spelen ze een rol in het volgende boek over Adriaan, Tjeepie en Deesje.
Hoofdstuk 76 (slot)
Adriaan en de anderen: Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90 te bestellen via de plaatselijke boekhandel of via ► Bol.com
E-mail: merelvandergracht X kempis.nl ( X = @ )
fleursdumal.nl magazine
fleursdumal.nl magazine
More in: -Adriaan en de Anderen, Archive G-H
Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature