Merel van der Gracht: Adriaan en de anderen (75)
Adriaan en de anderen
Een toekomstroman
waarin de literatuur wordt gered
en het Huis van Oranje tot bloei komt
door Merel van der Gracht
vijfenzeventig
Adriaan opende het raam. Even wilde hij naar de sterren kijken, om zich te verpozen.
Verbaasd zag hij hoe een man uit de hemel afdaalde, via een bundel lichtstralen. Hij herkende het zorglijke hoofd van Willem Frederik Stermans, de Grote Schrijver. Hij landde naast het vijvertje in de tuin.
‘Willem Frederik!’ riep Adriaan uit. ‘Dit is een wonder.’
‘Ik kan het zootje hier beneden niet langer aanzien,’ zei Willem Frederik resoluut. ‘Kom op, we gaan Amsterdam bevrijden.’
‘Je bedoelt Mandarijn verdrijven?’
‘En we drijven meteen dat zootje van de Scientology aan de Nieuwezijds de zee in. We maken schoon schip met die aliens.’
‘Ja, dat zou goed zijn,’ zei Adriaan blij.
‘Kom man, we gaan op weg,’ zei Willem Frederik.
‘Maar, ik was juist van plan om bij de benedictijnen in te treden,’ zei Adriaan. ‘Ik voel late roeping. Bodarius wil me persoonlijk tot priester wijden en dan word ik zijn Geheim Kamerheer.’
‘Ben jij ook al gek geworden?’ riep Willem Frederik verstoord. ‘Dat die lui hier wazig zijn in hun hoofd moeten zij weten, maar van jou had ik verstand verwacht.’
Overdonderd keek Adriaan hem aan.
‘Je hebt helemaal gelijk Willem Frederik,’ riep hij uit. ‘Door mijn angst voor de tijdgeest was ik bijna gek. Ik doe met je mee.’
Schouder aan schouder liepen ze de laan uit en gingen op weg om de Amsterdamse grachtengordel te bevrijden.
‘Het moet lukken,’ zei Willem Frederik opgewekt. ‘Zeker nu we God zelf aan onze zijde hebben.’
‘Laat God zich voor een karretje spannen?’
‘God houdt van mij. Ik voel me als door hem gestuurd.’
‘Draaf je nu niet een beetje door naar de andere kant, Willem Frederik? Eerst bestond God niet voor je en nu praat je alsof je Gods Zoontje bent.’
‘Verdomd, daar zeg je wat,’ zei Willem Frederik verheugd. ‘Zo voel ik me, als Gods Zoon.’
‘En dat betekent?’
‘Hoe bedoel je, Adriaan?’
‘Je weet dat God bestaat uit de Drievuldigheid?’
‘Zoiets als de Grote Drie?’ vroeg Willem Frederik.
‘Precies, maar God bestaat uit de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.’
‘Daarmee zeg je dus dat ik, als ik de Zoon van God ben, ook God zelf ben.’
‘Het is moeilijk te begrijpen, maar voor gelovige katholieken is het zo.’
Willem Frederik keek omhoog, naar de plek in het firmament waar hij in de hemel was geweest.
‘God zij dank,’ zei Willem Frederik. ‘En nu naar Amsterdam. Is café Scheltema er nog?’
‘Oh ja.’
‘En café De Kwelling?’
‘Jazeker.’
‘Staat dat warrige Limburgse meisje nog achter de tap?’
‘Je bedoelt Tjeepie? Man, jij bent echt uit de tijd. Die heeft alle stadia van kroonprinses tot gevallen ster al doorlopen.’
‘Ik moet nodig naar Amsterdam,’ zei Willem Frederik. ‘God, wat heb ik die stad gemist.’
Samen zetten ze de pas erin en marcheerden naar de hoofdstad.
Deesje huppelde achter hen aan.
Hoofdstuk 75 (wordt vervolgd)
Adriaan en de anderen: Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90 te bestellen via de plaatselijke boekhandel of via ► Bol.com
E-mail: merelvandergracht X kempis.nl ( X = @ )
kempis.nl poetry magazine
More in: -Adriaan en de Anderen