Richard Steegmans gedicht: Misleiding in de dans
Misleiding in de dans
1.
omdat hij ook als oorbijter
geen klank kan halen uit zijn doek
schotelt waarachtig de schilder je ogen het pijnpunt voor:
zomernachten waarin het daglicht een tempering doormaakt,
onvindbaar puin van ingestorte balzaalmuren nabij de zee
wat moeten heren terwijl ze dansen toch aan
met dames in lange, ondoorschijnende jurken
die het voorzichtig aantikken van de voeten erotiseren
een dame in het wit
en een in het zwart die durft
een bloem te vertrappen op de gladste drempel
die zich laat insnoeren
als het glazen vat van een zandloperze komen niet aan dansen toe
maar ontwrichten zich als muziekbron
de schilder onmachtigbeiden hoogblond
en daarom toortsen voor de belichting
van een danspaar tussen hen in
dat mekaar de benen afsnijdt
onberispelijk in het verraadmekaar in de slaap toevoerende ogen kijkt
en van de dame in het rood
– zo zij aan de heer die met haar danst
iets overhoudt – zal de jurk verder
ritsloos afglijden op de grond
in hun naijver horen de dames
in de branding elk een ander soort muziek
drumt het zich uit de schootsvellen, worden ze dover
voor een onmatig geschilderd lied
waarop het dansen
hemelsbreed uitdraait op een voortwiegen
in lichtbundels, op het invlechten van hun modellendom
2.
toon je als een pretmaker met het pijnpuntig palet
dan geen muzikanten
… of neemt de branding met een bassriff dat op zich
doe je oog eens uit
vang het in een droge kwast
mik het op je doek, precies daar,
waar een figuur die je vorige nacht
hebt aangebracht, een heer opgezweept
door de schrikkeldans, je eigenste gezicht moet krijgen
zo sta je, schilder, met mij
oog in oog, geen caleidoscoop verleidelijk tussen ons in
reppen kan niet meer
van de zoute monden op het doek
die lang uitgepraat het vuur van je ingespuwd krijgen
voor een danser telt muziek, een zwierige partner,
maar nu meer nog, met dat oog van je, de omgeving
en wat daarin aan overspeligheden uit de hemel valt
menig oog, buiten het doek, ziet deze nacht verstoord
door het maan- of zonlicht dat stompzinnig de zee inglijdt
je drukt een dame en dansant dicht tegen je aan
maar je oog, over haar schouder, valt naast haar
alsof het geslepen moet aan de wispelturige vormen
van ieder (van alles voor je uitspokend) achterwerk
in een contrapas die het uitschuiven belet
nu kan je oog helemaal rondgaan, langs achter
de voorgrond naderen, mijn eenzijdige blik
op de dames als muziekbron vernietigen
mij, terwijl het soms aanknipt, brengen op het scherpste
oorspronkelijkste woord voor wat omstandig
in dikke verf de gezichten uitloopt
Richard Steegmans
naar het schilderij ‘Dans van het leven’ van Edvard Munch
(Uit: Richard Steegmans: Ringelorend zelfportret op haar leeuwenhuid, uitgeverij Holland, Haarlem, 2005)
Richard Steegmans (Hasselt, 1952) is dichter en muzikant met een grote voorliefde voor rock, pop, soul, blues, country uit de jaren 60. Hij publiceerde de dichtbundels Uitgeslagen zomers, uitgeverij Perdu, Amsterdam, 2002, en Ringelorend zelfportret op haar leeuwenhuid, uitgeverij Holland, Haarlem, 2005. Gedichten van zijn hand verschenen in de literaire tijdschriften De Gids, Poëziekrant, Parmentier, DWB, Deus ex Machina, De Brakke Hond, Tortuca, Krakatau, Tzum en in talrijke bloemlezingen.
Richard Steegmans gedichten – kempis.nl poetry magazine
More in: Archive S-T, Steegmans, Richard