Merel van der Gracht: Adriaan en de anderen (65)
Adriaan en de anderen
Een toekomstroman
waarin de literatuur wordt gered
en het Huis van Oranje tot bloei komt
door Merel van der Gracht
vijfenzestig
Willem Frederik Stermans richtte zijn kijker op de Dam, waar groepen jongeren elkaar bestookten met stenen en vuurwerkbommetjes.
‘Moet je dat zien,’ zei Willem Frederik ‘Ze slaan mekaar de harses in. Typisch Nederland.’
‘Ach, zo bijzonder is dat niet,’ zei Puk. ‘De mensen hebben altijd en overal de pest aan elkaar. Zo zijn ze nu eenmaal. Ze zijn geschapen met weeffoutjes.’
Vanaf zijn positie op de maan had Willem Frederik Stermans uitzicht op een groot deel van het heelal, dat vanaf de aarde niet zichtbaar was. Hij zag een snel naderende, kleine ster en richtte zijn kijker op de kleine planeet, eigenlijk niet groter dan een steenklomp ter grootte van het eiland Rottum, die op de aarde afzeilde.
Het brokstuk uit het heelal was op zichzelf niet interessant, maar het werd bevolkt door een luidruchtig volkje in berenvellen, bewapend met knotsen, dat zich erop verheugde bij aankomst op de aarde stevig huis te houden. De wezens waren reusachtig groot. Ze herinnerden hem aan de reuzen en de Verschrikkelijke Sneeuwman uit de sprookjes die zijn grootmoeder hem voorlas.
Het zou hooguit maar een paar uur duren voordat de kleine planeet in botsing zou komen met de aarde en de reusachtige wezens de menselijke beschaving zouden vernietigen.
Moest hij Barrie waarschuwen? Die kon Tjeepie inseinen en zij zou… nee, het was te laat. De woeste planeet liet zich niet stoppen. Tegen dit geweld uit de ruimte bestonden geen wapens. Maar ja, eens kwam er een einde aan elke beschaving, filosofeerde Willem Frederik. Atlantis, de bouwers van de piramides, en al die andere nog oudere beschavingen die nauwelijks sporen hadden nagelaten. Misschien was het goed dat er ook dit keer een einde kwam aan het zootje daar beneden, zodat alles weer van vooraf aan kon beginnen.
Willem Frederik prees zich gelukkig dat hij het hele proces van de ondergang zou kunnen zien. Daar viel een prachtig boek over te schrijven. Jammer dat niemand het zou lezen.
Puk nam de kijker van hem over en bestudeerde de kleine planeet.
‘Het zijn de jongens van Ron Hubbard weer,’ zei Puk. ‘Ettelijke miljoenen jaren geleden hebben ze de aarde ook al eens ingenomen.’
‘Je bedoelt de Scientologen van de Nieuwezijds?’ vroeg Willem Frederik verbaasd.
‘Ja, die,’ zei Puk. ‘Dat zijn aliens die op mensen lijken. Ze hebben oren en ze hebben kloten. Nu het misgaat in de stad zien ze dat er ingegrepen moet worden. Hun volgelingen aan de Nieuwezijds leggen de lopers uit voor hun broeders uit de ruimte. Voor de zoveelste keer zal de wereld opnieuw worden uitgevonden.’
‘Spaar ons Heer,’ zei Willem Frederik geschokt. ‘Als Scientologen de nieuwe mensheid vormen, dan wordt het echt helemaal niks. Is het nog mogelijk om het gevaar af te wenden?’
‘Dat moet je aan God vragen. God kan alles.’
‘God bestaat niet!’
‘Tja, als jij er zo over denkt, zal de aarde worden vernietigd. Als je toch nog van de mensen houdt en de mensheid wilt redden, zul je moeten toegeven dat God bestaat en dat je altijd een eigenwijze kloot bent geweest. Maar dat is te veel van je gevraagd.’
Willem Frederik stond met de mond vol tanden. Hij begreep dat hij iets moest doen. Moest hij van zijn geloof vallen voor het redden van de mensheid?
Hoofdstuk 65 (wordt vervolgd)
Adriaan en de anderen: Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90 te bestellen via de plaatselijke boekhandel of via ► Bol.com
E-mail: merelvandergracht X kempis.nl ( X = @ )
kempis.nl poetry magazine
More in: -Adriaan en de Anderen