William Shakespeare: Sonnet 87, vertaling C.W. Schoneveld
William Shakespeare: Sonnet 87
nieuwe vertaling Cornelis W. Schoneveld
Sonnet 87
Farewell! thou art too dear for my possessing,
And like enough thou know’st thy estimate,
The charter of thy worth gives thee releasing:
My bonds in thee are all determinate.
For how do I hold thee but by thy granting,
And for that riches where is my deserving?
The cause of this fair gift in me is wanting,
And so my patent back again is swerving.
Thy self thou gav’st, thy own worth then not knowing,
Or me to whom thou gav’st it, else mistaking,
So thy great gift upon misprision growing,
Comes home again, on better judgement making.
Thus have I had thee as a dream doth flatter,
In sleep a king, but waking no such matter.
Sonnet 87
Vaarwel, jij bent als mijn bezit te kostbaar,
En vast is jou je opbrengst wel bekend,
Het handvest van je waarde is opzegbaar:
Geen van mijn claims op jou wordt nog erkend.
Want hoe houd ik je vast als jij ‘t niet toestaat,
En waar is mijn verdienste voor die weelde?
Ik mis de aanspraak op die schone weldaad,
En zo vervalt ‘t gebruiksrecht dat ik deelde.
Jij gaf jezelf, onkundig van je waarde,
Of met van mij een drogbeeld, bij die schenking;
Jouw grote gift, die valse winst vergaarde,
Komt dus retour, na betere bedenking.
‘t Bezit van jou was zo, als wat een droom biedt,
Slapend een koning, wakker in ‘t geheel niet.
Cornelis W. Schoneveld poetry in translation
kempis.nl poetry magazine
More in: -Shakespeare Sonnets, Archive S-T, Shakespeare