Ton van Reen: De Moord X
Ton van Reen
DE MOORD X
Het rook allesbehalve fris in de bus. Een lucht van oude vrouwen, stof en papieren zakken met inhoud uit de winkels van de voor goed geld vrijgevige Lichtstad Kork. En naar benzine stonk het.
De chauffeur van de bus had een grof belijnd gezicht. Niet opvallend. Eerder gewoon. Toch had het iets verschrikkelijks. Er hing iets dreigends in de bus. Iets dat terug was te brengen tot de grove lijnen in het gezicht van de chauffeur. Er past veel in de grove lijnen van een chauffeursgezicht. Nee, ik had er geen behoefte aan gezichten te zien.
De bus trok hortend op. Leek de motor te verliezen. Wat helemaal niet zo’n bezwaar was. Van Kork naar Oeroe daalde de weg aan één stuk door zodat de bus er toch wel zou komen. Het zou wel bezwaarlijk worden op de terugweg. Ik heb meegemaakt dat de bus van Oeroe tot Kork in de eerste versnelling reed. Of er wat haperde aan de versnellingsbak wist ik niet. Het gaf te denken over de toestand en het onderhoud van de bus. En over het sterke stijgen van de weg. Zou de bus haar route hebben langs het Woud van Tubbs, dan zou ze in zo’n korte tijd niet zo sterk hoeven te stijgen.
Voor me zat een wat oudere man. Hij had een vuile nek. Veel oudere mannen hebben dat. Blijkbaar zijn hun armen tekort geworden om tot hun nek te reiken. Voortdurend neuriede de man. Hij had littekens in zijn nek. Had dus eerder in deze bus gezeten. Was als gewonde van het front gehaald door deze bus. Had aan de bus zijn leven te danken. Bleef uit dank op en neer rijden tussen Kork en Oeroe.
We waren Tepple al gepasseerd. Het Tepple van de forensen en van de nazaten van een of ander soort adel. Of adel te verdienen viel door van iemand af te stammen! Alsof dat respect verdiende! Er waren wat misverstanden in de wereld!
We reden langs het Lange Rak, richting Wrak, toen de oude man aan de noodrem trok. Met een schok stond de bus stil. Ze was dat nog gewend uit de oorlog. De chauffeur was wit van woede. Er was geen aanleiding om aan de noodrem te trekken. Er waren voorschriften voor een noodrem in een bus. De chauffeur kende ze nauwelijks. Van het publiek werd wel verlangd dat het deze voorschriften kende. Er was geen aanleiding. Niemand was aangereden. Ook waren we geen halte voorbijgereden zonder te stoppen. Er liep geen vee over de weg. Niemand was bezweken aan het gerammel van de bus. Toch had de man het nodig gevonden aan de noodrem te trekken.
De chauffeur liep naar de man toe. Driftig.
‘Eruit! De bus uit. Voorschriften zijn er niet om ermee te spotten.’
‘Ja,’ zei de man, ‘ik weet het wel, maar hier is het gebeurd! Hier was het front! Die van ons lagen tot aan Tepple en die van de andere vaderlanden hielden alles tot en met Borz en Wrak bezet. Hier tussen Tepple en Wrak was het front.’ Hij wees met een vaag armgebaar naar de heuvels, het Lange Rak en de huizen langs de rivier. ‘Dat was het front. Hier is het gebeurd,’ zei de man. ‘Toch was het een rustig front tussen Tepple en Wrak. Het landschap was te mooi. De soldaten werden hier rustig. Ze begrepen niets meer van het moorden. Ze beperkten zich ertoe elkaar te bespioneren langs de rivier en in de huizen langs het Lange Rak. Soms dronken ze met elkaar. Alleen de partizanen hadden geen respect voor het front. Ze groeven landmijnen in de wegen. Toen ik hier langskwam, verkleed als burger, om eens te gaan horen wat de vijandelijke soldaten van de vrede dachten, vloog ik de lucht in.’
(wordt vervolgd)
kempis.nl poetry magazine
More in: - De moord