Ton van Reen: DE GEVANGENE XX
Ton van Reen
DE GEVANGENE XX
De processie passeerde meneer Pesche toen deze op de hoek van de straat stond en naar iemand leek te zwaaien met zijn scharrelhandjes. Meneer Pesche was van plan te gaan eten in restaurant Varsgarten. Hij nam zijn hoed af. Een hoed mocht niet gedragen worden in het gezichtsveld van het Allerheiligste. Meneer Pesche besefte niet hoe ordinair het was zijn vuile schedel prijs te geven aan het licht van de dag.
De processie verdween uit de straat en schoof de Tolsteeg in. Daar scheen de zon. Er woonden kinderen en dieren. De asman verschoof eerst zijn linkervoet en toen zijn rechter. Wel tweemaal in vijf minuten. Hij voelde zich besmet. Hij was huzaar geweest, al had hij alleen maar stallen schoongeveegd. Hij besefte dat je wat marcheert nooit kunt tegenhouden. Hij stak zijn handen dieper in zijn zakken, tot bij zijn geslacht. Daar was het warm. Hij had het gevoel of met de processie een stuk ijs zijn bast was binnengeslopen. Dat ijs was nu druk bezig de warmte uit hem weg te halen.
Kruppa was blij dat hij de Libertystraat achter de rug had. De zegen hadden ze er niet nodig. Ze wisten blijkbaar niet dat de Kerk zegen gaf naargelang ze ontving. Zo was dat al vanaf de kruistochten. Kruppa had daar vrede mee.
Leo reed zijn stoel naar het gasfornuis, sloeg een ei in de pan. Hij bakte het in varkensvet. Het was stil in huis. Het ruisen van het gas en het spetteren van het vet zochten echo.
Het was ook mogelijk dat achter het behang heel voorzichtig diertjes liepen. De diertjes moesten op slakken lijken. In sommige hoeken werd het zeil aangetast door een bepaald slijm dat, hoewel het niet van slakken was, toch hetzelfde spoor achterliet. Zou dat in alle huizen van de Libertystraat zo zijn? Zouden alle huizen in de Libertystraat langzaam worden aangevreten vanuit de kelder en van binnenuit instorten, steen voor steen?
Leo zag dat het wit van het ei steeds witter werd. Van slijm en snot een vel werd waarop hij peper en zout strooide. Ook het geel van de dooier werd van het bakken steeds anders geel. Hij legde het ei op een snee brood.
Soms was er geluid in de straat. Muziek was het niet. Een vreemd geschuifel. Leo verwonderde zich niet. De straat kon schuifelen. Wanneer het regende was het duidelijk te zien. Dan leek het of de kinderkopjes van de een naar de ander sprongen. Het was een spel van steen.
Misschien sloop er een diertje door de straat. Maar dan zou de asman van zijn vuilnisvat komen, van het glimmende deksel, en zijn platte kont tonen aan de donkere gevels van de huizen, aan degenen die in de gevels achter ramen stonden. Die hadden ook het geschuifel gehoord en wilden weten of de asman het diertje uit de Libertystraat zou verjagen. Of hij op zijn harde zolen achter het diertje aan zou hollen.
Het geschuifel kwam naar het huis van Leo toe. Het meisje kwam binnen. Leo zat nog steeds naar de gele dooier van het ei te staren.
`Ik kon niet slapen’, zei het meisje. `Ik werd kotsmisselijk in bed.’
`Je hebt te veel gedronken’, zei Leo. `Je ruikt naar zand.’
Leo at het ei op. Eigeel drupte langs zijn kin. Hij veegde het weg met de rug van zijn hand.
`Kijk in de kast, mijn kleine meisje’, fluisterde Leo zacht.
Mocht ze het eigenlijk niet horen? Hij dacht: nu of nooit. Nu zal het gebeuren. Het is niet voor niets dat het meisje voor de tweede maal in één nacht hier binnenkomt. Nooit iets voor niets.
(wordt vervolgd)
fleursdumal.nl magazine
More in: - De gevangene