Jef van Kempen: Sluis 3
S l u i s 3
Hoog in de lucht drijft een schip
tussen eikenhouten deuren.
Roerloos als de reiger wacht
de visser op zijn prooi,
staart met koele blik
in het zwarte water van
de waterval.
Zijn vrouw wast
-keer op keer-
zijn auto blinkend blauw
en wit en blauw.
Aan het hek spuwen
oude mannen gal,
vertellen duizend en één
verhalen over het leven
en over de dood
(voor zover van belang).
Geruisloos waait een meisje
voorbij,
helling op, helling af, verdwijnt,
met fiets en al, achter een muur
van populieren
(komt zij ooit terug?)
Een late hond likt het asfalt
terwijl zijn baas de sterren zoekt.
Ver weg huilt een kind wanhopig
om de moeder
(komt zij ooit terug?)
Dan slaat hij toe
-oog om oog, tand om tand-
doodt opgewekt zijn prooi.
Hoog in de lucht drijft een schip
tussen eikenhouten deuren.
De schipper, roerloos op de brug,
ziet de visser bij de waterval
en achter hem weet hij de doden,
zij aan zij, steen na steen.
Het wachten is op de nacht
(die altijd komt).
Jef van Kempen
(Geschreven Stad, 1999)
kemp=mag poetry magazine
More in: Kempen, Jef van