Merel van der Gracht: Adriaan en de anderen (17)
Adriaan en de anderen
Een toekomstroman waarin de literatuur wordt gered
en het Huis van Oranje tot bloei komt
door Merel van der Gracht
zeventien
Een operatie voor Maartje
Een beetje allenig zat Tjeepie in een hoekje van de kroeg. De warmte binnen, maar vooral de drank, deden haar goed. Zo goed dat ze niemand anders nodig had om mee te praten. Dat ging haar nog net zo goed af als vroeger, toen ze vaak gesprekken had met studerende schrijvertjes die bij haar aan de bar uithuilden of haar hun grote dromen voorspiegelden.
Hoe vaak had ze hier niet gezeten met Movo en met Oek, met Geerten en Adriaan en met Dirk Ayelt Kooi en met gewetenloze journalisten als Peter Steen en Arjan Mieters, die zich bij jonge succesvolle schrijfsters opdrongen. Zo jong als ze toen was, was ze toch de moeder van de kroeg geweest.
Ze herinnerde zich dat ze hier later ook nog wel eens binnen was geweest, in de jaren dat ze beroemd was, samen met die kleine lieve etter, kom hoe heette die nou ook al weer, oh ja, Ikke Mij. Hij sprak hier altijd af met de verwaande hanen en hennen die hij later live in zijn tv-optredens de oren waste.
Ze werd wreed gestoord in haar overpeinzingen door een oude dame die bij haar kwam zitten. Aan de verkeerde pruik en de stoppelrijke kin herkende ze haar, de schatrijke huizenmelkster en woordenbouwster van gereformeerde huize, Maartje Hartjes. Vroeger hadden ze vaak samen op de bühne gestaan. Soms op tournee in België, waar Maartje zelfs op het podium tussen ladderzatte dichters alleen een glaasje melk dronk.
‘Hoe gaat het?’ fleemde Maartje, met haar stem die klonk alsof ze in een holle, kille kerk sprak. Ze rook nog altijd naar zuivel.
‘Heel joed,’ zei Tjeepie. ‘Dank je wel Maartje.’
‘En met je manuscript?’
‘Het jroeit,’ zei Tjeepie. ‘Het is net alsof ik een kind draaj. Het jroeit al een jaar of ajt in mijn binnenste.’
‘Acht jaar? Nou, zo lang dragen olifanten,’ zei Maartje. ‘Het moet dus wel een héél dik boek worden.’
‘Nee, niet dik,’ zei Tjeepie, ‘maar wel woord voor woord leesbaar. Niet zo’n turven als Movo altijd sjreef. Boeken waarin je nejen van de tien zinnen kon wejstrepen als bladvulling.’
‘Als je het maar door de Commissie van Gewetensbezwaarden krijgt,’ zei Maartje. ‘Mijn manuscripten komen er wel doorheen, zeker sinds ik schrijf over het kweken van potgeraniums en kikkererwten in Maassluis. Niemand van de Commissie heeft door dat ik het in feite over gereformeerden en hervormden heb. Ze krijgen mij niet klein.’ Maartje streelde haar parelkettingen. ‘In Nieuw-Korea en Azerbeidsjan staan mijn boeken van vroeger al jaren in de top tien. Al die soefi’s en die moslims willen alles weten over het protestantse verleden van Maassluis.’
‘Dat had je vroejer nooit jedajt, dat dominees je boeken noj ooit zouden jaan jebruiken om mensen te bekeren,’ lachte Tjeepie.
‘Het geloof der vaderen overwint altijd,’ kirde Maartje. ‘Ook tegen de geest van deze schrale tijd in, al is het aan de andere kant van de wereld. Daar brengen mijn boeken nu licht in het donker.’
‘Ja, de mensen houden zich jraaj met dromen bezij.’
‘Heb je ook een uitnodiging gehad van Bodarius?’ vroeg Maartje.
‘Hoe bedoel je?’
‘Hij geeft een ontvangst, nu hij als paus op bezoek is.’
‘Nee, niets jehoord,’ zei Tjeepie.
‘Ik ook niet,’ zei Maartje. ‘Geeft niet. Ik kan toch niet. Vanavond heb ik een lezing voor de vrouwen van de P.C. Hooftstraat.’
‘Voor die dellen?’
‘Ze willen met mij op de foto.’
‘Praat je over je boeken?’
‘Ja. Vooral over mijn boek over het kweken van de sint-judas-penning.’
‘Ze zullen denken dat jouw lezing over het witten van zwart jeld jaat,’ zei Tjeepie gevat.
‘Denk je dat echt?’ schrok Maartje. ‘Zouden ze het allemaal verkeerd hebben begrepen?’
‘Dat denk ik wel. Die dellen zijn mooi en rijk maar net zo dom als de vrouwen van de spelers van Ajax.’
‘Het zíjn de vrouwen van Ajax,’ riep Maartje uit.
‘Jefeliciteerd,’ zei Tjeepie. ‘Je jeeft een lezing voor een kleuterklasje. Wat levert het op?’
‘Het is voor een goed doel. Ze betalen honderd euro per vrouw.’
‘En wat is dat joede doel?’
‘Mijn operatie,’ zei Maartje. ‘Ik laat me ombouwen tot oma. Dat kost nog al wat. Alleen al het epileren van mijn snor kost drieduizend euro.’
‘Heb jij jeluk dat ze niks hoeven te doen aan je tieten,’ zei Tjeepie. ‘De vellen hangen al op je navel.’
‘Dank je voor het compliment,’ zei Maartje. ‘Het zijn gewoon slappe spieren. Het laatste restje van mijn man-zijn.’
Hoofdstuk 17 Dinsdag 6 april 2010 (vervolg woensdag)
Adriaan en de anderen
verschijnt op 7 mei 2010 bij Uitgeverij Compaan in Maassluis
ISBN: 978-94-903740-6-8
Aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90
E-mail: merelvandergracht X kempis.nl ( X = @ )
kempis poetry magazine
More in: -Adriaan en de Anderen, Merel van der Gracht